2
1
3
1. Koppelinghuis
2. Controle-/vulplug
3. Aftapplug
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U dient daarom voor gebruik een deel van
de lucht te laten ontsnappen om de luchtdruk te
verminderen. De juiste bandenspanning is 138 kPa (20
psi).
BELANGRIJK: zorg ervoor dat alle banden steeds
de juiste bandenspanning hebben; zo garandeert u
een optimale maaiprestatie en goed functioneren van
de machine. DE BANDEN NIET TE HARD
OPPOMPEN.
Torsie van wielmoeren of
-bouten controleren
WAARSCHUWING
De torsie van de moeren van de voorwielen moet 61–75
Nm en die van de moeren of bouten van de
achterwielen 116–136 Nm bedragen. Haal de moeren
aan na 1–4 bedrijfsuren en weer na 10 bedrijfsuren, en
daarna om de 250 bedrijfsuren. Als de correcte torsie
niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of
verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel kan
worden veroorzaakt.
Het smeer van de tandwielkast
controleren
(Fig. 11)
De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE
80–90 tandwielsmeer. Hoewel de tandwielkast door de
fabriek wordt geleverd gevuld met tandwielsmeer, dient
Figuur 10
u het peil te controleren voordat u de maaieenheid voor
de eerste keer in gebruik neemt. Controleer elke dag op
lekkages.
1.
Plaatst de machine en de maaieenheid op een
horizontaal oppervlak.
2.
Verwijder de controleplug uit de zijkant van de
tandwielkast en controleer of het tandwielsmeer tot
aan de onderkant van de opening komt. Als het
peil te laag is, verwijdert u de vulplug boven op de
tandwielkast en vult u voldoende tandwielsmeer bij
om het peil tot aan de onderkant van de opening
aan de binnenkant te brengen.
1. Vulplug/overdrukklep
2. Controleplug
Maaihoogte instellen
De maaihoogte is instelbaar in van 2,5–12,7 cm in
stappen van 12,7 mm. Plaatsing van de assen van de
zwenkwielen in de bovenste gaten van de vorken van de
zwenkwielen of draaiarmen (zie onderstaand schema),
maakt maaihoogte-instellingen (laag bereik) van 2,5–8,3
cm mogelijk; plaatsing van de assen van de
zwenkwielen in de onderste gaten van de voorste
vorken van de zwenkwielen of draaiarmen van de
achterste zwenkwielen (zie onderstaand schema, maakt
maaihoogte-instellingen (hoog bereik) van 6–12 cm
mogelijk.
1.
Start de motor en hef de maaieenheid op zodat de
maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet de motor af
nadat de maaieenheid is opgeheven.
2.
Plaats alle assen van de zwenkwielen in dezelfde
15
Figuur 11