3.
Houd de gaten in het juk en de aandrijfas van de
versnellingsbak recht tegenover elkaar. Schuif het
juk op de as en zet ze aan elkaar vast met de
inbusbouten. Draai de inbusbouten vast met een
torsie van
27–34 Nm.
4.
Start de motor en hef vervolgens het
middenmaaidek een stukje op, zodat de
spanbanden van het achtermaaidek kunnen worden
gemonteerd op de beugels van de hefarmen. Zet de
motor af nadat u het maaidek hebt opgeheven.
5.
Bevestig de spanbanden van het achtermaaidek aan
de maaihoogtebeugels op het maaidek met de
pennen en de maaihoogtepennen. Start de motor en
laat het middenmaaidek helemaal neer op de
grond. Zet alle lifthendels in de "FLOAT"- positie
("ZWEEF") en zet de motor af.
6.
Sluit de kabelboom en de snelkoppelingen van de
(3) hydraulische leidingen aan op de achterkant
van het maaidek.
Veiligheidsdeuren afstellen
Aan beide zijden van het middelste maaidek bevindt
zich een veiligheidsdeur die opent en sluit als de
zijmaaidek-ken worden neergelaten en opgeheven (Fig.
68). De deuren gaan open om ervoor te zorgen dat de
maaimessen zijn afgeschermd als de zijmaaidekken zijn
neergelaten. De deuren sluiten om veiligheid en
bescherming te bieden als de zijmaaidekken zijn
opgeheven. Controleer of de naar voren gerichte,
onderste rand van de deur (Fig. 68) op gelijke hoogte
staat met of 6 mm hoger is dan de onderste rand van de
deurgeleider als de zijmaaidekken volledig zijn
opgeheven in de transportpositie. Als een deur moet
worden afgesteld, gaat u als volgt te werk:
1.
Draai de contramoeren los waarmee de
kogelgewichten zijn bevestigd aan een draadstang.
1. Veiligheidsdeur
2. Deurgeleider
3. Kogelgewricht
2.
Draai aan de draadtang om de rand van de deur
hoger of lager te zetten totdat deze op gelijke
hoogte staat met of 6 mm hoger is dan de onderste
rand van de deurgeleider als de zijmaaidekken
volledig zijn opgeheven in de transportpositie.
VOORZICHTIG
Controleer of de veiligheidsdeuren naar behoren
werken, telkens als het maaidek wordt gereinigd
of gerepareerd indien dit nodig is.
3.
Draai de borgmoeren vast om de afstelling te
borgen.
Maaimessen afstellen
Voor een goede werking van de maaieenheid moet de
afstand tussen de randen van de maaimessen van het
middenmaaidek en de zijmaaidekken 6 mm ±3 mm
bedragen.
1.
Hef de maaieenheid op zodat de maaimessen
zichtbaar zijn. Zet het middenmaaidek vast zodat
deze niet per ongeluk naar beneden kan vallen. De
zijmaaidekken moeten horizontaal staan ten
opzichte van het middenmaaidek.
2.
Draai een maaimes van het middenmaaidek en een
naastgelegen maaimes van een zijmaaidek net
zolang totdat de randen van de maaimessen recht
tegenover elkaar staan. Meet de afstand tussen
randen. De afstand moet ongeveer 6 mm ±3 mm
zijn.
42
Figuur 69