Bediening
—Midden op het stuurwiel. Werkt alleen als de
Claxon
contactschakleaar op ON/AAN staat.
(onder de motorkap)—Geeft aan hoeveel
Urenteller
uren de machine in totaal in bedrijf is geweest.
Starten en Stoppen
1.
Neem plaats op de stoel en houd uw voet van het
tractiepedaal. Zorg ervoor dat de parkeerrem in
werking is gesteld, het tractiepedaal in NEUTRAAL
staat en de de schakelaar voor
inschakelen/uitschakelen op
DISENGAGED/UITGESCHAKELD is gezet.
2.
Draai de contactschakelaar op ON/AAN. Als het
indicatielampje van de gloeibougie dooft, is de
motor gereed om te worden gestart.
3.
Draai het contactsleuteltje op START. Laat het
sleuteltje los als de motor start.
4.
Om te stoppen, zet u alle bedieningsorganen op
NEUTRAAL en stelt u de parkeerrem in werking.
Draai het contactsleuteltje op OFF/UIT en
verwijder dit uit de schakelaar. Sta op uit de stoel
en vergrendel alle maaieenheden in de
transportstand.
Brandstofsysteem ontluchten
(Fig. 21 & 22)
BELANGRIJK: het brandstofsysteem moet wellicht
worden ontlucht als een nieuwe motor voor de eerste
keer wordt gestart, als de brandstof op is of
onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd aan
het brandstofsysteem.
1.
Ontgrendel de motorkap en maak deze open.
2.
Plaats een slang met een doorsnede van 48 mm op
de ontluchtingsschroef en laat het andere uiteinde
in een container lopen om de brandstof op te
vangen.
3.
Draai de ontluchtingsschroef (Fig. 21) van het
brandstoffilter/waterafscheider een paar slagen los.
Pomp het hendeltje op de brandstofinjectiepomp
totdat er een volle straal brandstof bij de schroef
naar buiten komt. Als de brandstof niet meer
schuimt, draait u de ontluchtingsschroef weer vast
tijdens de neerwaartse slag van de
brandstofinjectiepomp. Neem eventueel gemorste
brandstof op.
Opmerking: als u het brandstoffilter ontlucht
zonder de ontluchtingsschroef open te draaien, kan
de brandstofinjectiepomp worden beschadigd.
4.
Pomp het hendeltje op de brandstofinjectiepomp
totdat u weerstand voelt. Probeer de motor te
starten. Als de motor niet start, herhaalt u stap 3.
1. Kapje brandstofinjectiepomp
2. Ontluchtingsschroef
Opmerking: het kan noodzakelijk zijn de lucht uit
de brandstofleiding tussen het brandstoffilter/
waterafscheider en injectiepomp te laten weglopen.
In dat geval moet u de aansluiting op de
injectiepomp (Fig. 22) losmaken en de
ontluchtingsprocedure herhalen.
1. Aansluiting van injectiepomp
20
❶
Figuur 21
❶
Figuur 22
❷