3.
Maak foto's.
U kunt kiezen welke functies door de voorste en achterste draaiknoppen worden uitgevoerd.
B
'Functies toewijzen aan de voorste en achterste regelaars (
g
U kunt het Fn-hendeltje gebruiken om de rollen van de voorste en de achterste regelaar te wisselen.
B
Het hendeltje kan ook aan andere rollen worden toegewezen.
(
Fn-hendelfunctie)' (Blz. 331)
K
U kunt kiezen of het display de effecten van de belichtingscompensatie weergeeft, of dat het
B
display een constante helderheid handhaaft voor kijkgemak. Als de standaardinstellingen actief zijn,
geef het display de effecten van belichtingscorrectie weer.
versterk.] (Blz. 289)
U kunt het diafragma tot de geselecteerde waarde stoppen en een voorbeeld van de scherptediepte
B
bekijken.
'Functies aan knoppen toewijzen (Knopfuncties)' (Blz. 171)
g
Onderwerp te donker of te helder
Als de camera geen optimale belichting kan bereiken, gaat het display voor sluitertijd knipperen.
Display
Lange sluitertijd
60" F5.6
Korte sluitertijd
8000 F5.6
Wanneer [
ISO] niet op [AUTO] is ingesteld, kunt u de optimale belichting bereiken door de
K
B
instelling te wijzigen.
Onderbelichting.
Kies een lagere diafragmawaarde.
Overbelichting.
Kies een hogere diafragmawaarde.
Als het onderwerp nog steeds overbelicht is bij hogere waarden, zijn de
grenzen van het meetsysteem van de camera overschreden. Gebruik een
ND-filter (Neutral Density) van een derde partij om de hoeveelheid licht die
de camera binnenkomt, te verminderen.
Sluitertijden tot 1/32000 s zijn beschikbaar in de
'Opnemen zonder sluitergeluid (Stil
g
opnamen/opnamen met zelfontspanner maken' (Blz. 103)
'ISO-gevoeligheid wijzigen (ISO)' (Blz. 100)
g
Functieregelaar)' (Blz. 329)
K
'Het Fn-hendeltje aanpassen
g
Aangepast menu
g
C
Probleem/oplossing
)' (Blz.
I
53
Het diafragma instellen (
> [LV
j
stille modus.
I
109),
'Sequentiële
A
: Diafragmavoork. AE)