3.
Stel scherp.
Plaats het AF-kader over uw onderwerp.
Druk zacht op de ontspanknop tot in de eerste positie (druk
de ontspanknop half in).
Het AF-bevestigingsteken (
verschijnt een groen kader (AF-kader) om de scherpgestelde
zone.
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, gaat het AF-bevestigingsteken knipperen
C
(
Blz.
457).
Het AF-kader is afhankelijk van de gekozen optie voor de AF-doelmodus. Wijzig de zone
C
(
Blz.
93) en positioneer het doel (
Het AF-kader wordt niet weergegeven als [
C
(
Blz.
93).
4.
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
De camera ontspant de sluiter en maakt een foto.
U kunt scherpstellen en fotograferen met aanraakbediening.
B
aanraakscherm te bedienen' (Blz. 47)
) wordt weergegeven en er
N
Blz.
97) naar wens.
q
46
ISO-A
200
P
het AF-frame.
1
ISO-A
200
P
Autofocusveld
1
AF-teken
2
] is gekozen voor de AF-doelmodus
'Opnames maken door het
g
Stilstaande beelden opnemen
S-IS AUTO
S-IS AUTO
YF
YF
1:02:03
250 F5.6 0.0
1023
1
T
W
28
mm
S-IS AUTO
S-IS AUTO
YF
YF
4K
1:02:03
250 F5.6 0.0
1023
1
4K
30 p
30 p
2
30 p
30 p