4.
Kies de AF-doelmodus of -doelpositie met de camera eerst in de ene oriëntatie en dan in de
andere.
Er worden aparte instellingen opgeslagen voor de oriëntatie landschap, de oriëntatie portret
met de camera naar rechts gedraaid en de oriëntatie portret met de camera naar links
gedraaid.
AF-doelselectie passend bij camera-oriëntatie
321
(
Oriëntatie verbonden
K
)
Y