Inbedrijfstelling – John Deere
11
Inbedrijfstelling – John Deere
WAARSCHUWING! - Montage/demontage en bediening van de machine
Gevolg: levensgevaar of ernstig letsel.
•
De machine mag alleen worden gemonteerd op het daarvoor bedoelde type veldhakselaar!
•
Er mogen geen personen tussen veldhakselaar en voorzetwerktuig aanwezig zijn.
•
Motor uitschakelen, contactsleutel meenemen, veldhakselaar tegen wegrollen beveiligen.
•
Afwachten tot alle machinedelen volledig tot stilstand zijn gekomen.
•
Bij werkzaamheden onder resp. aan het omhooggezette voorzetwerktuig het
voorzetwerktuig veilig ondersteunen.
•
Tijdens het gebruik mag zich niemand in de gevarenzone van de machine ophouden.
•
De veiligheidsinrichtingen aan de machine bijvoorbeeld doeken en kappen beschermen
tegen wegvliegende stenen en dergelijke en voor de toegang tot de gevarenzones. Zet
deze daarom voor het begin van de werkzaamheden in de beschermende stand.
•
Veiligheidsinrichtingen bij draaiende motor niet openen of verwijderen.
•
Bij het zwenken van de machine van de transport- naar de werkstand en omgekeerd is het
niet toegestaan zich in het zwenkbereik te bevinden.
•
Voor de inbedrijfstelling en tijdens het werk de machine in de werkstand zetten en deze tot
op de grond of tot op de gewenste maaihoogte laten zakken.
•
Op de openbare weg moet het maïsvoorzetwerktuig EasyCollect 450-2 FP, 600-2 FP,
750-2 FP principieel in de transportstand zijn gezet. Daarbij moet de transporthoogte zo
worden ingesteld, dat de max. toeg. hoogte van 4 m niet wordt overschreden.
•
Let er bij het opheffen in de transportstand op dat de EasyCollect 450-2 FP, 600-2 FP,
750-2 FP niet met de bestuurderscabine van de veldhakselaar of andere machinedelen
botst.
11.1
Voor ingebruikneming controleren en in acht nemen
•
Oliepeil in de transmissies controleren.
Voor ingebruikneming het voorzetwerktuig grondig smeren.
•
Vastzitten van de schroeven controleren.
•
Veiligheidsvoorzieningen volledig monteren en afsluiten.
•
Voor het vertrek het voertuig op los meegevoerde delen controleren. Delen die tijdens het
rijden verloren kunnen gaan, moeten bevestigd of afgedekt worden.
•
Stuur personen weg uit het gevaarlijke gebied. Als personen het gevaarlijke gebied
naderen, moet de machine onmiddellijk worden uitgeschakeld.
•
Laat de machine nooit onbeheerd lopen.
78