de opstartvolgorde bepalen en apparaten activeren/deactiveren met behulp van de pagina Boot Sequence (Opstartvolgorde). Deze pagina vindt u in de
categorie System (Systeem).
OPMERKING:
Raadpleeg om de opstartvolgorde eenmalig te wijzigen
De pagina Boot Sequence (Opstartvolgorde) geeft een algemeen overzicht van de opstartbare apparaten die mogelijk op de computer zijn geïnstalleerd, met
inbegrip van, maar niet beperkt tot:
Diskettestation
l
Modulecompartiment vaste schijf
l
Interne vaste schijf
l
Cd/dvd-cd-rw-station
l
Tijdens de opstartroutine zal de computer beginnen met de items die bovenaan in de lijst worden vermeld en vervolgens elk geactiveerd apparaat scannen op
de opstartbestanden die benodigd zijn voor het besturingssysteem. Wanneer de computer de bestanden aantreft, zal deze stoppen met zoeken en het
besturingssysteem laden.
Om de opstartapparaten te regelen, selecteert (markeert) u een apparaat door op de pijl-omhoogtoets of pijl-omlaagtoets te drukken en vervolgens het
apparaat te activeren of deactiveren of het naar beneden of naar boven te verplaatsen in de lijst.
Om een apparaat te activeren of deactiveren, markeert u het item en drukt u op de spatiebalk. Geactiveerde items worden wit weergegeven en zijn
l
voorzien van een klein driehoekje aan de linkerkant. Gedeactiveerde items worden blauw of transparant weergegeven zonder driehoekje.
Om de positie van een apparaat in de lijst te wijzigen, markeert u het apparaat en drukt u op <u> of <d> (niet hoofdlettergevoelig) om het
l
gemarkeerde apparaat in de lijst omhoog of omlaag te bewegen.
De wijzigingen van de opstartvolgorde gaan van kracht wanneer u de wijzigingen opslaat en het systeem-setup-programma afsluit.
Een eenmalige opstartprocedure uitvoeren
Het is mogelijk om een eenmalige opstartprocedure in te stellen zonder het systeem-setup-programma te gebruiken. (U kunt ook gebruikmaken van deze
procedure om met Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) op te starten vanaf de diagnostische partitie op de vaste schijf.)
1. Sluit de computer af via het menu Start.
2. Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los. Raadpleeg de documentatie bij het dockingstation voor
instructies over het loskoppelen.
3. Steek de stekker van de computer in het stopcontact.
4. Zet de computer aan. Zodra het DELL-logo verschijnt, drukt u meteen op <F12>. Als u te lang wacht en het logo van Windows verschijnt, moet u
wachten totdat u het bureaublad van Windows ziet. Sluit de computer vervolgens af en probeer het opnieuw.
5. Als de lijst met opstartapparaten verschijnt, markeert u het apparaat dat u wilt opstarten, en drukt u op <Enter>.
De computer start vervolgens op vanaf het geselecteerde apparaat.
De volgende keer dat u de computer opnieuw opstart, zal de vorige opstartvolgorde zijn hersteld.
COM-poorten wijzigen
De optie Serial Port (Seriële poort) in de categorie Onboard Devices (Apparaten binnen de computer) stelt u in staat om het COM-adres van de seriële poort
toe te wijzen of de seriële poort en het overeenkomstige adres te deactiveren. Met de laatstgenoemde actie maakt u bronnen vrij voor gebruik door een
ander apparaat.
De infraroodsensor activeren
1. Zoek naar Fast IR (Snelle infrarood) bij Onboard Devices (Apparaten binnen de computers).
OPMERKING:
Controleer of de door u geselecteerde COM-poort verschilt van de COM-poort die is toegewezen aan de seriële ingang.
2. Druk op <Enter>.
3. Gebruik de pijltoetsen om de instelling voor de infrarode COM-poort te selecteren.
4. Druk op <Enter>.
5. Volg de instructies op het scherm.
Nadat u de infraroodsensor hebt geactiveerd, kunt u deze sensor gebruiken om een verbinding met een infrarood toestel te maken. Raadpleeg voor het
Een eenmalige opstartprocedure
uitvoeren.