Onderhoud
3
Afbeelding 49
1.
Splitpen en ring
2.
Vlakstelbeugel
6.
Nu meshelling in lengterichting controleren, zie
Meshelling in lengterichting.
Meshelling in lengterichting
Telkens wanneer men de maaier inbouwt, meshelling
in lengterichting controleren. Alvorens de helling te
controleren, voor- en achterbanden oppompen tot 0,85
bar (12,5 psi). Als de voorkant van de maaier meer
dan 4,72 mm lager dan de achterkant staat, de
meshelling als volgt bijstellen:
1.
Machine op vlakke grond parkeren, mesbediening
(PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal
zetten, handrem bedienen en contactsleutel op
"OFF" draaien om motor te stoppen.
2.
Sleutel uit contactslot nemen en kabel van bougie
losmaken.
3.
Dwarsvlakstelling van messen controleren als
men dit niet reeds gedaan heeft, zie
Dwarsvlakstellen van maaier.
4.
Maaihoogtehendel (dekhef) op stand "C" zetten.
5.
Meshelling in lengterichting controleren door de
afstand tussen de onderkant van de maaier (mid-
den voor en midden achter) en de vlakke grond te
meten (Afb. 50). Als de voorkant van de maaier
meer dan 4,762mm lager staat dan de achterkant,
moet dit bijgesteld worden; zie stap 4–10.
40
4
1
3.
Voorste gat
4.
Achterste gat
15.875 mm
2
3
4
1.
Stelblok
2.
Lange stang
6.
Lengte van de stang die aan de voorkant van het
stelblok aan de zijden van het chassis naar buiten
steekt meten (Afb. 51). Als deze lengte niet
15,875 mm bedraagt, de splitpen en ring van het
einde van de stang verwijderen (Afb. 51) en stang
draaien tot de lengte 15,875mm bedraagt. Dan
einde van stang in gat in maaierhouder monteren
en op zijn plaats bevestigen met de ring en split-
pen. Deze procedure nu aan de andere kant van de
maaier uitvoeren.
1
2
Afbeelding 50
3.
Splitpen en ring
4.
Maaierhouder