Rem
De rem zit rechts van de achteras, aan de binnenzijde
van de achterband (Afb. 17). Als de rem niet goed
tegenhoudt of de stopkracht te gering is, moet hij
bijgesteld worden.
Controleren van de rem
1.
Machine op vlakke grond parkeren, mesbediening
(PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal
schakelen, parkeerrem bedienen en contactsdleu-
tel op "OFF" draaien om motor te stoppen.
2.
Rijbedieningsdraad op "PUSH" zetten; zie Duwen
van machine met de hand.
3.
Als de achterwielen geblokkeerd zijn, en over de
grond glijden wanneer men de tractor vooruit
duwt, is geen bijstelling vereist. Als de wielen
draaien, maar niet geblokkeerd worden, moet de
rem bijgesteld worden. Zie Afstellen van de rem.
Afstellen van de rem
(hiervoor is een 0,020 inch/5,08mm voelermaatje
nodig)
1.
Rem controleren alvorens af te stellen; zie
Controleren van de rem.
2.
Parkeerrem loszetten; zie Loszetten van parkeer-
rem.
3.
Om de rem af te stellen moet u de splitpen verwi-
jderen en de stelschroef voor de remafstelling
lichtjes losdraaien (Afb. 16).
4.
Voorzichtig een 0,020 inch/5,08mm voelermaatje
tussen de twee buitenste remblokken zetten
(Afb. 16).
5.
Remstelmoer aantrekken tot enige weerstand
merkbaar is bij in en uitschuiven van voelermaat-
je. Doe de splitpen op zijn plaats terug.
6. Werking van rem opnieuw controleren; zie
Controleren van de rem.
BELANGRIJK: Wanneer de parkeerrem los-
gezet is, moeten de achterwielen ongehinderd
kunnen ronddraaien wanneer men de maaier
duwt. Als de speling van 0,020 inch/5,08mm niet
bereikt kan worden en de wielen niet ongehin-
derd ronddraaien, onmiddellijk uw servicedeal-
er raadplegen.
Afbeelding 17
1.
Remstelmoer
2.
Splitpen.
Onderhoud
23