Samenstelling van verschillende machinecombinaties
11.2.1
Montage van koppelingsonderdelen (werkplaats)
Afb. 44
6. Haak de trekveer (Afb. 45/1) in beide
kettingen. In ontspannen toestand mogen
de kettingen de toren van de
grondbewerkingsmachine niet raken.
88
1. Maak de koppelingsdraagarmen (Afb. 44/1) vast aan een kraan.
2. Bevestig de koppelingsdraagarmen met twee afstandshulzen
(Afb. 44/2) en twee pennen (Afb. 44/3) aan de
grondbewerkingsmachine.
3. Borg de pennen met bouten (Afb. 44/4) en moeren.
4. Bevestig de platen (Afb. 44/5) van de kettingen samen met de
topstang (Afb. 44/6) met een pen (Afb. 44/7) aan de
grondbewerkingsmachine.
5. Borg de pen met twee borgmoeren (Afb. 44/8).
Afb. 45
KG Super/Special BAG0032.4 10.08