10.2
Tijdens het werk
KG Super/Special BAG0032.4 10.08
Bij het oplichten, bv. bij het keren aan het einde van het veld, de
machine slechts zo ver oplichten, dat de grondbewerkingsmachine en
de wals net uit de grond komen. Maakt de cardanas hierbij slechts
een geringe knik, dan kan de cardanas verder draaien. Loopt de
machine in opgelichte toestand onrustig, dan moet de tractoraftakas
worden uitgeschakeld.
Let op de minimumlengte van de tanden. Bij een grote werkdiepte
moeten de tanden al vóór het bereiken van de minimumlengte door
nieuwe tanden worden vervangen. Versleten tanden kunnen ook met
laspunten weer op de originele lengte worden gebracht.
Als de slijtage van de tanden toeneemt, moet de instelling van de
werkdiepte van de grondbewerkingsmachine worden gecorrigeerd en
moeten de zijdelingse geleidingsplaten en de egalisatiebalk aan de
nieuwe werkdiepte worden aangepast.
Minimumlengte van de tanden: 150 mm
Werken met de machine
81