1. Schroef elke trekstanghaak (Afb. 41/1) met
twee bouten (Afb. 41/2) vast.
Schroef de trekstanghaken (Afb. 41/1)
zodanig vast dat de zaaimachine
ο
eenvoudig kan worden aangekoppeld
ο
dicht achter de wals loopt.
2. Trek de beide pennen (Afb. 42/1) uit de
trekstanghaken en zwenk draai de
borgplaten (Afb. 42/2) weg.
3. Stuur iedereen uit de gevarenzone weg.
4. Rijd met de grondbewerkingsmachine
achterwaarts naar de zaaimachine.
5. Steek de trekstangpennen (Afb. 42/3) van
de zaaimachine door de trekstanghaken.
6. Zet de borgplaten (Afb. 42/2) met de
pennen (Afb. 42/1) vast.
7. Borg de pennen met lunspennen.
8. Bevestig de topstang (Afb. 43/1) met de
pen van de zaaimachine aan de topstang
van de zaaimachine.
9. Borg de pen met een lunspen.
10. Lijn de zaaimachine recht uit door de
topstang te verlengen of in te korten.
11. Zet de topstang vast met de contramoer
(Afb. 43/2).
KG Super/Special BAG0032.4 10.08
Samenstelling van verschillende machinecombinaties
Afb. 41
Afb. 42
Afb. 43
87