BRANDSTOF
3.
Zorg ervoor dat de bestuurder
en de passagier uit het voer-
tuig stappen.
WAARSCHUWING
Laat nooit iemand in het voer-
tuig zitten terwijl u bijtankt. Als
er tijdens het tanken brand of
een explosie is, is het mogelijk
dat de persoon op het voertuig
het gebied niet snel genoeg kan
verlaten.
4.
Open de dopafdekking van de
brandstoftank.
1. Dopafdekking brandstoftank
5.
Schroef langzaam de tankdop
linksom los en verwijder deze
dop.
1. Dop brandstoftank
96
WAARSCHUWING
Als u een drukverschil vaststelt
(fluitend geluid terwijl u de
tankdop losdraait), laat uw
voertuig dan nakijken en/of re-
pareren voordat u er opnieuw
mee rijdt.
6.
Steek het pistool in de vul-
mond.
7.
Voeg langzaam brandstof toe
zodat lucht uit de tank kan
ontsnappen en vermijd dat
brandstof terugvloeit. Let op
dat u geen brandstof morst.
8.
Stop met tanken zodra de
brandstof de onderkant van
de vulmond bereikt. Nooit te
veel bijvullen.
WAARSCHUWING
Vul de brandstoftank nooit bij
voordat u het voertuig naar een
warme plaats verplaatst. Als de
temperatuur stijgt, gaat brand-
stof namelijk uitzetten waardoor
de tank kan overlopen.
9.
Draai de tankdop rechtsom
geheel vast tot u een klikkend
geluid hoort.
WAARSCHUWING
Wis op het voertuig gemorste
brandstof onmiddellijk weg.