i: De ISO-snelheid instellenN
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld.
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
L, ISO 100 - 400
ISO 400 - 1600
ISO 1600 - 25600, H1, H2
* Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien.
86
1
Druk op de knop <i>.
2
Stel de ISO-snelheid in.
Terwijl u naar het LCD-paneel of de
zoeker kijkt, draait u aan het
instelwiel <6> of <5>.
De ISO-snelheid kan worden
ingesteld op een waarde van ISO
100 tot en met ISO 25600, met
tussenstappen van 1/3 stop.
'A' staat voor ISO Auto. De ISO-
snelheid wordt automatisch ingesteld.
U kunt op de knop <B> drukken
om in te stellen op A (AUTO).
Opnamesituatie
(Geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of 's avonds
Donker, binnen of
's avonds
(9)
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-snelheid,
des te groter het flitsbereik.