AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode)
De AF-methode selecteren
De beschikbare AF-modi zijn [FlexiZone
(met gezichtsherkenning, pag. 107) en [Quick-modus] (pag. 109).
Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de
focusinstellingsknop op het objectief in op <MF>, vergroot u de opname
en stelt u handmatig scherp (pag. 111).
FlexiZone - Single: d
De beeldsensor wordt gebruikt om scherp te stellen. Hoewel
automatisch scherpstellen tijdens weergave van het Live view-beeld
mogelijk is, duurt dat in deze modus langer dan in de Quick-modus.
Scherpstellen is in deze modus ook lastiger dan in de Quick-modus.
AF-punt
106
Selecteer de AF-methode.
Selecteer op het tabblad [A1] de
optie [AF-methode].
Wanneer het Live view-beeld wordt
weergegeven, kunt u ook op de knop
<f> drukken om de AF-modus te
selecteren in het instellingenscherm.
1
Geef het Live view-beeld weer.
Druk op de knop <0>.
Het Live view-beeld wordt op het
LCD-scherm weergegeven.
Het AF-punt < > wordt weergegeven.
2
Verplaats het AF-punt.
U kunt <9> gebruiken om het AF-punt
te verplaatsen naar de plek waarop u wilt
scherpstellen. (U kunt niet tot aan de
randen van de foto gaan.)
Druk op de knop <0> of <L> om
het AF-punt weer naar het midden te
verplaatsen.
(Single)], [u Live-modus]