De opnamekwaliteit instellen
3
U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn acht JPEG-
instellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c.
Er zijn drie RAW-instellingen voor opnamekwaliteit: 1, 41, 61.
84
1
Selecteer [Beeldkwalit.].
Selecteer op het tabblad [z1] de
optie [Beeldkwalit.] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer de opnamekwaliteit.
Draai aan het instelwiel <6> om
een RAW-instelling te selecteren.
Druk op de toets <U> om een
JPEG-instelling te selecteren.
'**M (megapixels) **** x ****' in de
rechterbovenhoek geeft het aantal
beeldpixels en [***] het aantal mogelijke
opnamen aan (maximaal 9999).
Druk op <0> om de instelling vast
te leggen.