6.0 Beperking risico's m.b.v. "check list"
6.1
Tijdens installatie
•
Controleer of het leidingwerk goed is aangesloten en ondersteund is. De pomp dient
spanningsvrij op het leidingwerk te worden aangesloten. Inclusief het gewicht van de
vloeistof , reactiekrachten en thermische expansie- zijn er separate pijpondersteuningen
en compensatoren voorzien?
•
Controleer de afdichtingen tussen de flenzen van de zuig- en persleiding.
•
Controleer de circuits van het sealsysteem zoals verwarming, quench en spoeling.
•
Controleer of er geen vaste delen in de pomp kunnen komen-leidingwerk moet
gereinigd worden na lassen, eventueel residu verwijderen.
•
Controleer de uitlijning van de pompgroep.
•
Controleer de draairichting van de motor, na complete installatie, in relatie tot de
vloeistofrichting. Voer de test uit met de motor losgekoppeld van de pomp.
•
Controleer of de pompunit geaard is.
•
Controleer of alle electrische/electronische appartatuur, zoals sensoren,
frequencieregelaars etc. in overeenstemming zijn met te ATEX regulering.
6.2
Alvorens de pomp te starten.
•
Zijn alle aansluitingen afgedicht en aangedraaid?
•
Zijn de bouten van de pompflenzen aangedraaid?
•
Indien van toepassing, is het overdrukventiel op de juiste druk afgesteld?
•
Indien van toepassing is de pomp voldoende opgewarmd?
•
Is er thermische expansie/contractie voorzien indien de vloeistof opwarmt of afkoelt?
•
Indien van toepassing, is de installatie en correcte werking van de quench of spoeling
van het sealsysteem nagekeken en getest?
•
Zijn de beschermkappen over de roterende delen correct geplaatst?
•
Zijn de afsluiters in de zuig en de pers open
•
Is de pomp complete gevuld met vloeistof indien een enkele mechanische dichting is
geplaatst?
•
Is de quench of het spoelsysteem in geode werking als de pomp droog start?
6.3
Als de pomp gestard wordt
•
Indien van toepassing, start de randapparatuur op bijvoorbeeld quench of spoeling
•
Controleer of de afsluiters in de pers en de zuig open zijn.
•
Start op met voldoende startkoppel. Geen driehoekschakeling van de motor.
•
Start op met lage snelheid al ser een toerenregeling wordt toegepast
•
Stop de pomp als de veiligheidsklep opent of de uitlaatdruk te hoog oploopt.
16
A.0501.302 – Atex IM-TW/05.00 NL (12/2011)