9. Gebruik van de besturingseenheid
Zie eerst de paragrafen
7. Opstarten/uitschakelen
N.B.
. In deze paragraaf zijn alleen de extra functies
pomp
beschreven.
9.1 Menuniveaus
Menuniveaus die worden gebruikt in de besturingseenheid
•
Eerste functieniveau: voor het selecteren en instellen van de
bedrijfsmodi van de pomp (Handmatig, Contact, Analoog) het
uitvoeren van de batch en timer functies en het starten van de
pomp.
•
Tweede functieniveau: voor het instellen en bekijken van de
extra functies, het instellen van de batch en timerfuncties en
het instellen van de toegangscode om de pomp te bescher-
men tegen ongeautoriseerde toegang tot de pompinstellingen.
•
Serviceniveau: voor het instellen van het pomptype en de
displayeenheid voor de doseerdoorstroming (l/h of gal/h) en
het instellen van de ingangen en uitgangen.
Opslaan van de gebruikersinstellingen
De pompinstellingen worden automatisch ca. elke 10 minuten
opgeslagen en blijven zo gehandhaafd, zelfs wanneer de voeding
is uitgeschakeld.
9.2 Algemene functies van de besturingseenheid
9.2.1 Aanzuiging
Wanneer de "Start/Stop" knop gedurende meer dan 1 seconde
wordt ingedrukt, dan schakelt de pomp naar continu bedrijf
zolang de knop ingedrukt wordt gehouden (bijv. voor aanzuiging).
Dit gebeurt ongeacht de gekozen bedrijfsmodus.
(In batch- of timermodus moet de pomp eerst worden gestopt.)
9.2.2 Vergrendelen van "run"
De pomp kan worden vergrendeld om handmatig stoppen te voor-
komen.
Wanneer deze functie wordt geactiveerd (serviceniveau), dan
gaat de pomp lopen met de huidige instellingen en kan niet wor-
den gestopt m.b.v. de "Start/Stop" knop.
Het blijft mogelijk om foutmeldingen te bevestigen met de
"Start/Stop" knop.
Stoppen van de pomp wanneer de "run" vergrendeling is
geactiveerd.
•
Wanneer aan/uit op afstand is aangesloten, gebruik dan op
afstand uit.
•
Ontkoppel de pomp van de voeding.
Voor "Batch handmatig", moet de "Run" knop niet
worden vergrendeld, omdat de pomp dan in continu
N.B.
bedrijf draait.
,
5. Installatie
en
7.2 Bediening van de
9.2.3 Twee-traps tank-leeg signaal
Deze functie wordt gebruikt om een waarschuwing te geven wan-
neer de tank bijna leeg is en om de pomp uit te schakelen wan-
neer de tank leeg is. Zorg er voor, om het bijna-leeg signaal te
kunnen gebruiken, dat de zuigleiding is uitgerust met twee vlot-
terschakelaars.
Bijna-leeg signaal
Het bijna-leeg signaal kan een foutsignaal zijn of een bijna-leeg
signaal op connector 3. Voor een bijna-leeg signaal moet relais
1 zijn ingesteld op "bijna-leeg signaal". Raadpleeg paragrafen
en
6. Elektrische aansluitingen
.
toekenning
Wanneer het contact van de betreffende vlotterschakelaar sluit,
•
dan schakelt het foutsignaalrelais of het bijna-leeg signaal-
relais in, maar de pomp wordt niet uitgeschakeld.
•
De LED knippert rood.
•
Het leegsignaalsymbool knippert in het display.
Manual
1.20
Stop
Afb. 18 Display: bijna-leeg signaal
Wanneer de fout eenmaal is hersteld,
•
schakelt het foutsignaalrelais of het bijna-leeg relais uit.
•
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich
bevond voordat de fout optrad.
Leegsignaal
Wanneer het contact van de betreffende vlotterschakelaar sluit,
•
wordt de pomp uitgeschakeld.
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
De LED knippert rood.
•
Het leegsignaalsymbool gaat branden in het display.
Manual
1.20
Stop
Afb. 19 Display: leegsignaalsymbool
Wanneer de fout eenmaal is hersteld,
•
gaat de pomp weer lopen (wanneer deze eerder ook liep).
•
Het foutsignaalrelais schakelt uit.
•
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich
bevond voordat de fout optrad.
9.7.1 Wijzigen van de schakelaar-
l/h
l/h
19