Inhoudsopgave
Advertenties
10.2 DIP-schakelaar, overzicht instellingen
DIP-schakelaar 13 bevindt zich op het hoofdbedieningspaneel
van hydraulische module (zie "9.2.3 Hoofdbedieningspaneel
van hydraulische module") en maakt de configuratie van
thermistorinstallatie van de extra verwarmingsbron, de tweede
interne backupverwarmingsinstallatie, enz. mogelijk.
WAARSCHUWING
Schakel de stroomtoevoer uit voordat u het servicepaneel van
de schakelkast openmaakt en veranderingen aanbrengt aan de
instellingen van de DIP-schakelaar.
1 2 3 4
S1
DIP-
Beschrijving
schakelaar
Selectie van lengte
1
koelmiddelleiding
Thermistorinstallatie
2
uitlaattemperatuur
backupverwarming
S1
De eerste interne
3
backupverwarmingsinstallatie
De tweede interne
4
backupverwarmingsinstallatie
Thermistorinstallatie
1
uitlaattemperatuur extra
verwarmingsbron
S2
2
/
3
/
4
/
10.3 Initiële opstarting bij lage buitentemperaturen
Tijdens de initiële opstarting en wanneer de watertemperatuur
laag is, is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt verwarmd.
Wanneer dit niet gebeurt, kan dit resulteren in het barsten van
cementen vloeren vanwege snelle temperatuurveranderingen. Neem
contact op met de verantwoordelijke aannemer van de cementen
constructie voor meer informatie. .
Om dit te doen, kan de laagste waterstroomtemperatuur worden
ingesteld op een waarde tussen 25 ºC en 35 ºC in de modus VOOR
DE VAKMAN. Raadpleeg "VOOR DE VAKMAN/speciale functie/
voorverwarmen voor vloer".
10.4 Controles voor de werking
Controles voor de eerste keer opstarten
GEVAAR!
Schakel de stroomtoevoer uit voordat u aansluitingen
maakt.
Controleer na de installatie van het toestel het volgende voordat u
de circuitonderbreker aanschakelt:
1 Veldbedrading
Zorg ervoor dat de veldbedrading tussen het plaatselijke
toevoerspaneel en het toestel en kleppen (indien van
toepassing), toestel en kamerthermostaat (indien van
toepassing), toestel en huishoudelijke warmwaterketel, en
toestel en backupverwarmingskast aangesloten zijn volgens
de instructies in hoofdstuk 9.6 Veldbedrading, volgens de
diagrammen en de plaatselijke wetten en regelgeving.
1 2 3 4
S2
AAN
UIT
50m
5m
Geïnstalleerd
Geïnstalleerd
Niet
Geïnstalleerd
geïnstalleerd
Niet
Geïnstalleerd
geïnstalleerd
Niet
Geïnstalleerd
geïnstalleerd
/
/
/
/
/
/
2. Controleer of de zekeringen of de plaatselijk geïnstalleerde
beschermende apparatuur voldoen aan de maten die worden
weergegeven in hoofdstuk 14 Technische specificaties.
Controleer of de zekeringen of beschermende apparatuur niet
zijn omgeleid.
3 Stroomonderbreker backupverwarming
Vergeet niet de stroomonderbreker van de backupverwarming
aan te schakelen. Raadpleeg het bedradingsdiagram
4 Stroomonderbreker van de bijverwarming
Vergeet niet de stroomonderbreker van de bijverwarming aan te
schakelen (alleen van toepassing voor toestellen met optionele
huishoudelijke warmwaterketel geïnstalleerd).
5 Aardingsbedrading
Controleer of de aardingsbedrading correct aangesloten is en
dat de aardingsterminalen bevestigd zijn.
6 Interne bedrading
Kijk in de schakelkast voor losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten.
7 Bevestiging
Controleer of het toestel goed bevestigd is, ter voorkoming van
abnormale geluiden en vibraties bij het opstarten van het toestel.
8 Beschadigd toestel
Controleer de binnenkant van het toestel op beschadigde
onderdelen of beknelde leidingen.
9 Koelmiddellekkage
Controleer in het toestel op koelmiddellekkage. Neem
contact op met uw plaatselijke verkoper als er sprake is van
koelmiddellekkage.
10 Voedingsspanning
Controleer voedingsspanning op het plaatselijke toevoerspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatielabel van het toestel.
11 Ontluchtingsklep
Zorg ervoor dat de ontluchtingsklep open is.
12 Uitschakelkleppen
Zorg ervoor dat de uitschakelkleppen volledig open staan.
Als het systeem in werking is met gesloten kleppen, zal dit
de circulatiepomp beschadigen!
10.5 Powering up the unit
Wanneer het toestel aangeschakeld
is wordt er tijdens het opstartproces
op de gebruikersinterface "1%~99%"
weergegeven. Tijdens dit proces kan de
gebruikersinterface worden bediend.
10.6 Instellen van de pompsnelheid
De pompsnelheid kan worden geselecteerd
met de rode knop op de pomp.
De inkeping geeft de pompsnelheid aan.
De standaard instelling is de hoogste
snelheid (III).
Als de waterstroom in het systeem te hoog
is, kan de snelheid laag (I) worden gezet.
D e b e s c h i k b a r e e x t e r n e s t a t i s c h e
drukfunctie voor de waterstroom wordt in
onderstaande grafiek weergegeven.
beschikbare externe statische druk vs stroomsnelheid
70
60
50
40
30
20
10
0
Stroomsnelheid (m
38
(5/7/9kW)
3
/h)
Advertenties
Inhoudsopgave
