Samenvatting van Inhoud voor Kaysun Aquantia R-32 PRO KHPM-BI 6 DVR2
Pagina 1
INSTALLATIE & GEBRUIKERSHANDLEIDING Aquantia R-32 PRO Wandunit Bibloc – Wandunit Hydrokit KHPM-BI 10 DVR2 KHPM-BI 16 DVR2 KHPM-BI 6 DVR2 BELANGRIJK: Hartelijk dank voor de aankoop van ons product. Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u de unit in gebruik neemt en bewaar deze voor toekomstig gebruik.
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN De hier vermelde veiligheidsmaatregelen zijn onderverdeeld in de volgende soorten. Het is van belang dat u deze naleeft. Lees deze instructies aandachtig door vóór de installatie. Houd deze handleiding bij de hand voor toekomstig gebruik. Betekenis van de symbolen GEVAAR, WAARSCHUWING, LET OP en OPMERKING. GEVAAR Duidt op een dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
Pagina 7
Speciale vereisten voor R32 WAARSCHUWING Geen koelmiddellekkage en open vuur. Let op: het koelmiddel R32 is geurloos. WAARSCHUWING De unit moet worden opgeslagen in een goed geventileerde ruimte waar mechanische beschadiging niet mogelijk is en waar geen continu werkende ontstekingsbronnen (bijvoorbeeld: open vuur, een werkend gastoestel) aanwezig zijn, met de hieronder aangegeven afmetingen.
Pagina 8
Input van de installateur: ▪ Oppervlakte van aangrenzende ruimte B Start ) (m ruimteB Gebruik tabel 2 op bladzijde 5 om de totale minimale vloeroppervlakte te berekenen Input van de installateur: ) vereist voor de totale ▪ Totale koelmiddelvulling (m )(kg) mintotaal koelmiddelvulling (m...
Pagina 9
Tabel 1 - Maximale koelmiddelvulling toegestaan in een ruimte: binnenunit Maximale koelmiddelvulling in een ruimte (m )(kg) Maximale koelmiddelvulling in een ruimte (m )(kg) ruimte ruimte H=1800 mm H=1800 mm 1,02 2,05 2,29 1,45 1,77 2,51 OPMERKING Voor wandmodellen wordt de waarde van "Installatiehoogte (H)" geacht 1800 mm te zijn om te voldoen aan IEC 60335-2-40:2013 A1 2016 artikel GG2.
Pagina 10
GEVAAR Zet de stroomschakelaar uit voordat u de elektrische aansluitingen aanraakt. Wanneer onderhoudspanelen worden verwijderd, kunnen onder spanning staande delen bloot komen te liggen. Laat de unit nooit onbeheerd achter tijdens installatie of onderhoud wanneer het onderhoudspaneel verwijderd is. Raak de waterleidingen tijdens en onmiddellijk na het gebruik niet aan, aangezien de leidingen heet kunnen zijn. Om verwondingen te voorkomen, moet u de leidingen eerst laten afkoelen of beschermende handschoenen dragen.
Pagina 11
LET OP Installeer de voedingskabel op minimaal 1 meter afstand van televisies of radio's om storing of ruis te voorkomen (afhankelijk van de radiogolven, is een afstand van 1 meter mogelijk niet voldoende om ruis op te heffen). Was de unit nooit. Dit kan elektrische schokken of brand veroorzaken. De unit moet worden geïnstalleerd volgens de nationale bedradingsvoorschriften.
2. VOOR DE INSTALLATIE Voor de installatie Controleer de modelnaam en het serienummer van de unit. LET OP Frequentie van controles op koelmiddellekkage - Voor units die gefluoreerde broeikasgassen bevatten in hoeveelheden van 5 ton CO equivalent of meer, maar minder dan 50 ton CO equivalent, ten minste elke 12 maanden, of indien een lekdetectiesysteem is geïnstalleerd, ten minste elke 24 maanden.
Pagina 13
LET OP De binnenunit moet binnen op een waterbestendige plaats worden geïnstalleerd, anders kan de veiligheid van de unit en de gebruiker niet worden gegarandeerd. De binnenunit dient aan de wand te worden gemonteerd op een binnenlocatie die aan de volgende eisen voldoet: De installatieplaats is vorstvrij.
4. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ INSTALLATIE 4.1. Afmetingen Afmetingen van de muurbeugel: 3× 12 Eenheid: mm Fig. 4-1 Afmetingen van de unit: Fig. 4-2 Eenheid: mm NAAM Aansluiting koelgas 5/8"-14UNF Aansluiting koelmiddel vloeistof 1/4"(60) of 3/8"(100/160) -14UNF Afvoer Waterinlaat R1‘‘ Wateruitlaat R1‘‘ 4.2.
WAARSCHUWING Til de unit niet op bij de bedieningskast of de pijp! CN24 CN28 CN16 CN21 CN13 CN15 CN29 CN18 CN25 CN42 CN40 DIS1 CN31 CN41 CN22 CN35 CN36 CN17 CN11 CN30 Fig. 4-3 4.3. Benodigde ruimte voor onderhoud ≥300 ≥350 ≥500 Fig.
4.4. Montage van de binnenunit Bevestig de wandmontagebeugel aan de muur met de juiste pluggen en schroeven. Zorg ervoor dat de wandmontagebeugel horizontaal waterpas staat. Let er vooral op dat de afvoerbak niet overloopt. Hang de binnenunit aan de wandmontagebeugel. Twee personen Twee personen...
5. ALGEMENE INLEIDING Deze units worden gebruikt voor zowel verwarmings- en koeltoepassingen als voor warmwatertanks voor huishoudelijk gebruik. Ze kunnen worden gecombineerd met ventilatorluchtkoeler, vloerverwarmingstoepassingen, lage temperatuur- radiatoren met hoog rendement, warmwatertanks voor huishoudelijk gebruik (excl. levering) en zonne-energie-installaties (excl. levering). Een besturingseenheid wordt bij de unit geleverd.
In de koelmodus is het bereik van de 6. ACCESSOIRES waterdebiettemperatuur (TW_out) bij verschillende buitentemperaturen (T4) als volgt: Installatie hulpstukken Hoeveelheid Naam Vorm Installatie & gebruikers- handleiding (dit boekje) Bedieningshandleiding M16 koperen moer tamper M9 koperen moer Werkingsbereik door warmtepomp met mogelijke beperking en bescherming. tamper cap M6 koperen moer In de verwarmingsmodus is het bereik van de...
7. TYPISCHE TOEPASSINGEN De hieronder gegeven toepassingen dienen slechts ter illustratie. 7.1. Toepassing 1 Binnen Buiten 2.11 FHL1 FHL2 FHLn 2.10 14.2 14.1 Modbus 14.3 Code Montage-eenheid Code Montage-eenheid Buitenunit Expansievat (excl. levering) Hydraulische module Tank voor warm water voor huishoudelijk gebruik (excl. levering) TBH: booster voor warmwatertank booster- Gebruikersscherm 14.1...
Pagina 20
Ruimteverwarming Het AAN/UIT signaal, de bedrijfsmodus en temperatuurinstelling worden ingesteld op het gebruikersscherm. P_o (6) blijft in bedrijf als de eenheid AAN is voor ruimteverwarming, SV1 (4) blijft UIT. Verwarming van sanitair water Het AAN/UIT-signaal en de gewenste watertemperatuur van de tank (T5S) worden ingesteld op het gebruikersscherm.
7.2. Toepassing 2 KAMERTHERMOSTAAT Regeling voor ruimteverwarming of -koeling moet worden ingesteld op het gebruikersscherm. Het kan worden ingesteld op drie manieren: MODUS SET/EEN ZONE/DUBBELE ZONE. De binnenunit kan worden aangesloten op een kamerthermostaat met hoog voltage en een kamerthermostaat met laag voltage. Er kan ook een thermostaatschakelbord worden aangesloten.
Pagina 24
De vloerverwarmingslussen vereisen een lagere watertemperatuur in verwarmingsmodus in vergelijking met radiatoren of ventilatorluchtkoelers. Om deze twee instelpunten te bereiken, wordt een mengstation gebruikt om de watertemperatuur aan te passen aan de eisen van de vloerverwarmingslussen. De radiatoren zijn rechtstreeks aangesloten op het watercircuit van de unit en de vloerverwarmingslussen bevinden zich na het mengstation.
8. OVERZICHT VAN DE UNIT 8.1. Demontage van de unit De kap van de binnenunit kan worden verwijderd met de 2 schroeven. LET OP Zorg ervoor dat de kap wordt vastgezet met de schroeven en nylon sluitringen wanner deze wordt teruggeplaatst (schroeven worden als accessoire meegeleverd).
Pagina 26
14.2 14.2 14.1 14.1 Standaard Aangepast Code Montage-eenheid Definitie De resterende lucht in het watercircuit wordt automatisch verwijderd via de Automatische luchtafblaasklep automatische luchtafblaasklep. Expansievat (8 L) Leiding voor koelgas Leiding voor koelvloeistof Vier temperatuursensoren bepalen de water- en koelmiddeltemperatuur op verschillende punten.
8.4. Leidingen voor koelmiddelen Voor alle richtlijnen, instructies en specificaties met betrekking tot de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit, zie "Installatie- en gebruikershandleiding (M-thermische split buitenunit)". LET OP Gebruik bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen altijd twee moersleutels voor het aandraaien of losdraaien van moeren! Anders kunnen de leidingverbindingen beschadigd worden en lekken.
8.5.1. Controleer het watercircuit De unit is voorzien van een waterinlaat en wateruitlaat voor aansluiting op een watercircuit. Dit circuit moet door een gediplomeerd technicus geïnstalleerd worden en voldoen aan de plaatselijke wetten en bepalingen. De unit mag alleen worden gebruikt in een gesloten watersysteem. Toepassing in een open watercircuit kan leiden tot overmatige corrosie van de waterleidingen.
Controleer het volgende voordat u verdergaat met de installatie van de unit: De maximale waterdruk ≤3 bar. De maximum watertemperatuur ≤70°C volgens de instelling van de veiligheidsinrichting. Gebruik altijd materialen die bestand zijn tegen het water dat in het systeem wordt gebruikt en compatibel zijn met de materialen die op de unit worden gebruikt.
8.5.3. Aansluiting watercircuit De wateraansluitingen moeten correct worden verbonden op de waterinlaat en wateruitlaat volgens de etiketten op de binnenunit. LET OP Vermijd forceren tijdens het aansluiten van de leidingen op de unit om vervormen te voorkomen. Vervorming van de leidingen kan leiden tot storingen op de unit.
Er kan water in de debietschakelaar komen dat niet kan worden afgevoerd en kan bevriezen bij lage temperatuur. De debietschakelaar moet worden verwijderd en gedroogd, het opnieuw in het apparaat kan worden geïnstalleerd. Drogen vereist OPMERKING 1. Verwijder de debietschakelaar door hem linksom te draaien 2.
8.7. Isolatie van waterleidingen Het volledige watercircuit, met inbegrip van alle leidingen, moet worden geïsoleerd om condensatie tijdens koelbedrijf en vermindering van de verwarmings- en koelcapaciteit te voorkomen, alsmede bevriezing van de buitenwaterleidingen tijdens de winter. Het isolatiemateriaal moet ten minste een brandwerendheid van B1 hebben en voldoen aan alle toepasselijke wetgeving.
Pagina 36
Beschrijving AC/DC Vereist aantal geleiders Maximale bedrijfsstroom Item Signaalkabel voor zonne-energieset 200 mA Gebruikersschermkabel 200 mA Kamerthermostaatkabel 200 mA (a) 200 mA (a) Stuurkabel zonnepomp 200 mA (a) Stuurkabel buitencirculatiepomp 200 mA (a) Stuurkabel SWW-pomp 200 mA (a) SV2: 3-weg klep stuurkabel SV1: 3-weg klep stuurkabel 200 mA (a) Booster-verwarmer stuurkabel...
Gebruik de juiste schroevendraaier om de klemschroeven vast te draaien. Kleine schroevendraaiers kunnen de schroefkop beschadigen, zodat de schroeven niet juist worden aangedraaid. Als de schroeven van de klemmen te vast aangedraaid worden, kunnen ze beschadigd raken. Sluit een aardlekschakelaar en een zekering aan op de stroomtoevoerleiding. Gebruik bij de bedrading de voorgeschreven kabels, voer de aansluitingen volledig uit, en bevestig de kabels zodanig dat ze niet aan de klemmen trekken.
Pagina 38
L2 L3 VOEDING VOEDING BINNENUNIT VOEDING BINNENUNIT BINNENUNIT 1-fase 3 kW 3-fase 3/6/9 kW backupverwarming backupverwarming (Standaard) Standaard Eenheid 3 KW-1 PH 3 KW-3 PH 6 KW-3 PH 9 KW-3 PH Draaddikte (mm De aangegeven waarden zijn maximum waarden (zie elektrische gegevens voor exacte waarden). LET OP Gebruik voor het aansluiten op de voedingsaansluiting de ronde bedradingsklem met de isolatiebehuizing (zie Fig.
8.8.6. Aansluiting voor andere componenten Unit 4-16 kW P_c P_o P_s P_d AHS1 AHS2 1OFF 2OFF IBH1 N 3ON DFT2 DFT1 3OFF CN11 CN30 Code Print Sluit aan op Code Print Sluit aan op Ingangssignaal zonne-energie ① ① Besturingseenheid Ingang kamerthermostaat ②...
Pagina 42
Spanning 220-240 VAC Maximale bedrijfsstroom (A) 25 26 27 28 1 2 3 4 5 29 30 31 32 6 7 8 9 10 Draaddikte (mm 0,75 CN11 CN30 Besturing poort signaaltype Type 2 a) Procedure Sluit de kabel aan op de juiste aansluitingen zoals aangegeven in de afbeelding.
C.2. Wanneer een spanning van 12 VDC op de unit wordt 8) Voor besturing extra warmtebron gedetecteerd tussen CL en COM, wordt zone 2 ingeschakeld volgens de klimaattemperatuurcurve. Wanneer een spanning tussen CL en COM van 0 V op de unit wordt gemeten, schakelt zone 2 uit.
1. Wanneer het EVU-signaal en het SG-signaal aan staan, en zolang de SWW-modus is ingesteld op geldig, zal de warmtepomp in SWW-prioriteitsmodus werken en de insteltemperatuur van de SWW-modus wordt 70ºC. T5<69ºC, de TBH is aan, T5≥70ºC, de TBH is uit. 2.
9.2. Eerste inbedrijfstelling bij lage buitentemperatuur Bij de eerste inbedrijfstelling en speciaal wanneer de temperatuur van het water laag is, is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt verwarmd. Doet u dit niet, dan kunnen betonnen vloeren scheuren als gevolg van snelle temperatuurwisselingen.
9.4. Instellen van de pomp De pomp kan worden geregeld via een digitaal PWM-laagspanningssignaal (pulsbreedtemodulatie), d.w.z. dat de draaisnelheid afhankelijk is van het ingangssignaal. De snelheid verandert volgens het ingangsprofiel. De relaties tussen de opvoerhoogte en het nominale waterdebiet, het PMW-retour en het nominale waterdebiet worden in de onderstaande grafiek getoond.
Storingsdiagnose bij eerste installatie Als er niets getoond wordt op het gebruikersscherm, controleer dan de volgende afwijkingen voor de diagnose van mogelijke foutcodes. - Ontkoppeling of bedradingsfout (tussen stroomaanvoer en unit en tussen unit en gebruikersscherm). - De zekering op de printplaat kan defect zijn. Als het gebruikersscherm "E8"...
Over VOOR SERVICEMAN FOR SERVICEMAN 13. AUTO RESTART “VOOR SERVICEMAN" is bedoeld voor de 14. POWER INPUT LIMITATION installateur om de parameters in te stellen. 15. INPUT DEFINE 16. CASCADE SET Instellen van de samenstelling van de unit. 17. HMI ADDRESS SET Instellen van de parameters.
Pagina 51
9.5.3. INSTELLING 1 DHW MODE SETTING VERWARMINGSMODUS 1.16 t_DI_MAX 1.17 t_DHWHP_RESTRICT 30 MIN Ga naar MENU > VOOR SERVICEMAN > 1.18 t_DHWHP_MAX 120 MIN 3. VERWARMINGSMODUS INSTELLING. Druk op OK. 1.19 DHWPUMP TIME RUN De volgende pagina's worden weergegeven: 1.20 PUMP RUNNING TIME 5 MIN ADJUST 3 HEAT MODE SETTING...
Pagina 52
9.5.5. TEMP. TYPE INSTELLING Over TEMP. TYPE INSTELLING ◄ De TEMP. TYPE INSTELLING wordt gebruikt om te selecteren of de debiettemperatuur of de ruimtetemperatuur wordt gebruikt om AAN/UIT van de warmtepomp te regelen. Wanneer KAMERTEMP. is ingeschakeld, wordt de gewenste debiettemperatuur berekend aan de hand van klimaatgerelateerde curven.
9.5.7. Andere VERWARMINGSBRON In dit geval is de instelwaarde van zone 1 T1S, de instelwaarde van zone 2 is TIS2. De parameter ANDERE VERWARMINGSBRONNEN wordt gebruikt om de parameters van de backupverwarming, Als DUBBELE ZONE en KAMERTEMP. op JA ingesteld extra verwarmingsbronnen en zonne-energieset in te worden, en DEBIETTEMP.
Als JA is geselecteerd, worden de volgende 9 SERVICE CALL pagina's weergegeven: PHONE NO. *************** MOBILE NO. ****************** 11 TEST RUN 11.1 POINT CHECK 11.2 AIR PURGE 11.3 CIRCULATED PUMP RUNNING CONFIRM ADJUST 11.4 COOL MODE RUNNING 11.5 HEAT MODE RUNNING nummer gebruikersscherm wordt weergegeven is het telefoonnummer van uw...
In de ontluchtingsmodus gaat SV1 open, en SV2 sluit. Tijdens het proefdraaien in de VERWARMINGSMODUS 60 s. later zal de pomp in de eenheid (POMPI) is de standaard ingestelde richttemperatuur van het gedurende 10min werken, gedurende welke de water 35°C. De IBH (interne backupverwarming) wordt debietschakelaar niet zal werken.
Pagina 56
Ga naar MENU > VOOR SERVICEMAN > 12. SPECIALE Tijdens het voorverwarmen van de vloer zijn alle toetsen FUNCTIE. behalve OK uitgeschakeld. Als u de voorverwarming van de vloer wilt uitschakelen, druk dan op OK. Bij de vloerverwarming kan, indien een grote hoeveelheid De volgende pagina wordt weergegeven: water aanwezig is op de vloer, de vloer kromtrekken of zelfs scheuren tijdens bedrijf van de vloerverwarming;...
Pagina 57
Tijdens het drogen van de vloer zijn alle toetsen behalve De AUTO RESTART-functie past de instellingen van OK ongeldig. Als de warmtepomp defect is, wordt de het gebruikersscherm opnieuw toe op het moment van vloerdroogstand uitgeschakeld wanneer de de stroomonderbreking. Als deze functie is backupverwarming en extra verwarmingsbron niet uitgeschakeld, zal de unit niet automatisch herstarten beschikbaar zijn.
Pagina 58
9.5.16. Parameters instellen De parameters met betrekking tot dit hoofdstuk staan in de onderstaande tabel. Instelling Bestelnummer Code Staat Standaard Minimum Maximum Eenheid interval DHW MODE In- of uitschakelen van de SWW-modus: 0=NEE, 1=JA DISINFECT In- of uitschakelen van de ontsmettingsmodus: 0=NEE, 1=JA DHW PRIORITY In- of uitschakelen van de prioriteitsmodus SWW: 0=NEE, 1=JA DHW PUMP...
Pagina 59
HEAT MODE Inschakelen of uitschakelen van de verwarmingsmodus De ververstijd van klimaatgerelateerde curven voor de t_T4_FRESH_H uren verwarmingsmodus T4HMAX De maximale omgevingstemperatuur voor verwarmingsmodus ℃ De minimale omgevingstemperatuur voor verwarmingsmodus T4HMIN ℃ dT1SH ℃ Temperatuurverschil voor het starten van de unit (T1) dTSH Temperatuurverschil voor het starten van de unit (Ta) ℃...
Pagina 60
12.4 t_DRYUP De dag voor opwarmen tijdens opdrogen van vloer De aansluitende dagen op hoge temperatuur tijdens 12.5 t_HIGHPEAK vloer drogen De dag van neerwaartse temperatuur tijdens het 12.6 t_DRYD drogen van de vloer De max. richttemperatuur van de waterstroom tijdens 12.7 T_DRYPEAK °C...
10. PROEFDRAAIEN EN De volgende controles moeten ten minste eenmaal per jaar door een vakbekwaam persoon worden uitgevoerd. EINDCONTROLES Waterdruk Controleer de waterdruk, als deze lager is dan 1 bar, De installateur is verplicht de correcte werking van de vul dan water bij in het systeem. unit na de installatie te controleren.
12. PROBLEEMOPLOSSING In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen en oplossen van bepaalde storingen die in de unit kunnen voorkomen. De probleemoplossing en de bijbehorende corrigerende maatregelen mogen alleen door een vakbekwame monteur worden uitgevoerd. 12.1. Algemene richtlijnen Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende gebreken zoals losse aansluitingen of foute bedrading vooraleer te beginnen met de procedure voor het opsporen en verhelpen van storingen.
Pagina 63
Symptoom 3: pomp maakt lawaai (cavitatie). MOGELIJKE OORZAKEN MAATREGELEN Er zit lucht in het systeem. Ontluchten. • Controleer op de manometer of er voldoende waterdruk is. • De waterdruk moet > 1 bar zijn (water is koud). • Controleer of de manometer niet defect is. De waterdruk bij de •...
Symptoom 8: de SWW-modus kan niet onmiddellijk overschakelen naar de verwarmingsstand. MOGELIJKE OORZAKEN MAATREGEL • Stel "t_SWWHP_MAX" in op de minimumwaarde, de voorgestelde waarde is 60min. • Als de circulatiepomp buiten de unit niet door de unit wordt geregeld, probeer dan Warmtewisselaar voor de pomp aan te sluiten op de unit.
Pagina 65
OPERATION PARAMETER OPERATION PARAMETER OPERATION PARAMETER FAN SPEED 600R/MIN TW_O PLATE W-OUTLET TEMP. 35°C T3 OUTDOOR EXCHARGE TEMP. 5°C IDU TARGET FREQUENCY 46Hz TW_I PLATE W-INLET TEMP. 30°C T4 OUTDOOR AIR TEMP. 5°C FREQUENCY LIMITED TYPE T2 PLATE F-OUT TEMP. 35°C TF MODULE TEMP.
12.4. Storingscodes Wanneer een veiligheidsvoorziening is geactiveerd, wordt er een storingscode op het gebruikersscherm getoond. De onderstaande tabel bevat een lijst met alle storingen en maatregelen om deze te verhelpen. Reset de beveiliging door de unit UIT en weer IN te schakelen. Indien deze procedure voor het resetten van de beveiliging niet werkt, neem dan contact op met uw plaatselijke dealer.
Pagina 67
STORING OF OORZAAK STORING STORINGSCODE BEVEILIGING EN MAATREGELEN 1. De EEprom parameter is fout, herschrijf de EEprom gegevens. Binnenunit EEprom storing 2. EEprom chip onderdeel is defect, en moet vervangen worden. 3. De hoofdbesturingprintplaat van de binnenunit is defect, vervangen met een nieuwe PCB. 1.
Pagina 68
OORZAAK STORING STORING OF BEVEILIGING STORINGSCODE EN MAATREGELEN Driemaal "PP" beveiliging en Hetzelfde voor "PP". Tw_out < 7ºC 1. Controleer de weerstand van de sensor. 2. De Tbt1 sensoraansluiting zit los, sluit ze weer aan. Buffer tank hoge- 3. De Tbt1 sensor-aansluiting is nat of er zit water in. Verwijder temp.sensor (Tbt1) het water, maak de connector droog.
14. INFORMATIE ONDERHOUD 1) Uitvoer plaatselijke controles Alvorens te beginnen met werkzaamheden aan systemen die ontvlambare koelmiddelen bevatten, moeten veiligheidscontroles worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het risico van ontbranding tot een minimum wordt beperkt. Voor reparaties aan het koelsysteem moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen voor werkzaamheden aan het systeem uit te voeren.
Pagina 72
10) Reparaties aan afgedichte onderdelen a) Bij reparaties aan afgedichte onderdelen moeten alle elektrische leidingen worden losgekoppeld van de apparatuur waaraan wordt gewerkt, voordat de afgedichte afsluitingen e.d. worden verwijderd. Indien het absoluut noodzakelijk is dat de apparatuur tijdens het onderhoud van elektrische stroom wordt voorzien, moet op het meest kritische punt een permanent werkende lekdetectie worden aangebracht om te waarschuwen voor een potentieel gevaarlijke situatie.
Pagina 73
Zorg ervoor dat verschillende koelmiddelen niet gemengd worden bij het gebruik van de vulapparatuur. Slangen of leidingen moeten zo kort mogelijk zijn om de hoeveelheid koelmiddel die het bevat te minimaliseren. Cilinders moeten rechtop blijven staan. Zorg ervoor dat het koelsysteem geaard is voordat het systeem met koelmiddel wordt gevuld. Breng labels aan op het systeem als heet compleet gevuld is (tenzij ze reeds aanwezig zijn).