■ Tijdens de verwarming door de verwarmingsketel, treedt de verwarmingsketel in werking om de beoogde waterstroomtemperatuur te bereiken
die is ingesteld op de gebruikersinterface.
■ Stel het instelpunt van de waterstroomtemperatuur op de gebruikersinterface nooit boven (60 ºC).
Zorg ervoor dat VOOR DE VAKMAN in de gebruikersinterface correct geconfigureerd is. Raadpleeg 10.7 Instellingen/Andere
verwarmingsbronnen
■ Controleer of het terugkerende water naar de warmtewisselaar niet boven 60 ºC is. Stel het instelpunt van de beoogde
waterstroomtemperatuur op de gebruikersinterface nooit boven 60 ºC.
■ Zorg ervoor dat de terugslagkleppen (veldstroomtoevoer) correct in het systeem zijn geïnstalleerd.
■ De leverancier zal niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortkomt uit het negeren van deze regel.
8.6 Toepassing
■ Toepassing met een thermostaat voor twee ruimtes voor ruimteverwarming via vloerverwarmingsspiralen en ventilatortoestellen. De
vloerverwarmingsspiralen en ventilatortoestellen vereisen verschillende watertemperaturen.
■ De vloerverwarmingsspiralen vereisen een lagere watertemperatuur in de verwarmingsmodus dan ventilatortoestellen. Om deze
twee instelpunten te bereiken wordt een mengstation gebruikt om de watertemperatuur aan te passen volgens de vereisten van de
vloerverwarmingsspiralen. De ventilatortoestellen zijn direct aangesloten op het watercircuit van het toestel en de vloerverwarmingsspiralen
liggen achter het mengstation. De bediening van dit mengstation wordt niet gedaan door het toestel.
■ De werking en configuratie van het veldwatercircuit is de verantwoordelijkheid van de installateur.
■ We bieden alleen een dual instelpuntcontrolefunctie. Met deze functie kunnen twee instelpunten worden aangemaakt. Afhankelijk van
de benodigde watertemperatuur (voor vloerverwarmingsspiralen en/of ventilatortoestellen) kan het eerste of het tweede instelpunt worden
geactiveerd. Zie 10.7 Instellingen/KAMERTHERMOSTAAT
De bedrading van thermostaat 5A (voor ventilatietoestellen) en 5B (voor vloerverwarmingsspiralen) dient volgens 'methode C' te worden
gedaan, zoals beschreven in 9.6.6 Aansluiting van andere componenten/Voor kamerthermostaat, , en de thermostaat die verbinding maakt
met poort 'C' (in het buitentoestel) dient te worden geplaatst in de zone waar de vloerverwarmingsspiralen geïnstalleerd zijn (zone B), de
andere die verbinding maakt met poort 'H' dient te worden geplaatst in de zone waar de ventilatortoestellen geïnstalleerd zijn (zone A)
1
1.6 1.7
1.5 1.8
1.3
1.2
1.4
1.1
2
3
7
8
6
OPMERKING:
LET OP
OPMERKING:
4
5A
T
25
5B
T
25
10
20
24.1
11
9.1
M
9
9
24
9.2
14
A
T1
T2
12
M2
M1
FCU1
FCU2
B
12
FHL1
FHL2
Tn
18
Mn
FCUn
FHLn