1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN Hardsoldeer- en zachtsoldeerwerkzaamheden Neem de basisveiligheidsvoorschriften in acht voordat u aan het koelmiddelcircuit mogen alleen worden met het werk en de bediening begint. uitgevoerd door personeel dat gecertificeerd is volgens ISO 13585 en AD 2000, Datasheet HP 100R. En alleen vakmensen die gekwalificeerd en GEVAAR gecertificeerd zijn voor de processen mogen hardsoldeer-...
Werken in de veiligheidszone Beoogd gebruik omvat het volgende: In acht nemen van de gebruiksaanwijzing van de GEVAAR unit en eventuele andere installatieonderdelen. Naleving van alle inspectie- en onderhoudsvoor- Explosiegevaar: Lekkage van koelmiddel kan waarden die in de instructies worden vermeld. een ontvlambare of explosieve atmosfeer in Installatie en instelling van de unit in overeen- de omgevingslucht vormen.
GEVAAR Controleer het koelmiddelcircuit op lekkage. Zorg voor een zeer goede ventilatie, vooral in het vloeroppervlak en houd deze tijdens de werkzaamheden Contact met onderdelen die onder spanning staan, in stand. kan ernstig letsel tot gevolg hebben. Sommige componenten op PCB's blijven onder spanning Beveilig de omgeving van het werkgebied.
GEVAAR GEVAAR Open vuur, vuren, open Hete of koude metalen oppervlakken van het ontstekingsbronnen en roken koelmiddelcircuit kunnen huidcontact zijn verboden. brandwonden of bevriezing veroorzaken. Draag persoonlijke beschermingsmiddelen tegen brandwonden of bevriezing. GEVAAR OPMERKING Ontvlambare stoffen zijn Hydraulische onderdelen kunnen bevriezen tijdens verboden.
Pagina 9
Wat te doen als de buitenunit bevriest Veiligheidsinstructies voor het bedienen van het systeem OPMERKING Wat te doen bij koelmiddellekkage Ijsvorming in de condensaatbak en in het OPMERKING ventilatorgedeelte van de buitenunit kan schade aan de apparatuur veroorzaken. Om mogelijke risico's van koelmiddellekkage Gebruik geen mechanische...
De volgende controles moeten worden toegepast op Over het koelmiddel installaties die ontvlambare koelmiddelen gebruiken: WAARSCHUWING De vulgrootte moet afhankelijk zijn van de grootte van de ruimte waarin de koelmiddelhoudende componenten geïnstalleerd zijn; Het volgende geldt voor R290-koelmiddelsys- De ventilatiemachines en -uitlaten moeten goed temen.
Pagina 11
Vervang componenten alleen met componenten die Het terugwinproces te allen tijde onder toezicht door de fabrikant zijn voorgeschreven. Andere staat van een deskundige; onderdelen kunnen leiden tot ontsteking van De terugwinapparatuur en cilinders moeten koelmiddel in de atmosfeer als gevolg van een lek. voldoen aan de toepasselijke normen.
Het teruggewonnen koelmiddel moet in de juiste terugwincilinders aan de leverancier van het koelmiddel worden geretourneerd, met de relevante afvaloverslagverklaring. Vermeng geen koelmiddelen in de terugwinunits en vooral niet in de cilinders. Als een compressor of compressorolie moet worden verwijderd, zorg er dan voor dat deze tot een aanvaardbaar niveau is ontlast om te voorkomen dat er brandbaar koelmiddel in de smeerolie achterblijft.
2 ALGEMENE INLEIDING 2.1 Documentatie Neem altijd alle bedienings- en installatie-instructies in acht die bij de systeemcomponenten worden geleverd. Overhandig deze instructies en alle andere van toepassing zijnde documenten aan de eindgebruiker. Dit document maakt deel uit van een documentatieset. De complete set bestaat uit: Installatiehandleiding (deze handleiding) Beknopte installatie-instructies Formaat: papier (in de doos van de buitenunit)
2.3 Uitpakken ➀ ➁ ➂ ➃ Holle plaat (ter bescherming, verwijder deze na installatie van de unit) Voor de doos met accessoires, zie 2.4 Accessoires van de unit voor meer informatie. OPMERKING Apparaten van 8-16 kW zijn afgebeeld. Voor alle apparaten geldt hetzelfde principe. 2.4 Accessoires van de unit Accessoires van de unit Naam...
Bedrade controllerkast Thermistor (warmwatertank, 10 m waterdebiet zone 2 of balanstank) Afvoerkoppeling φ Energielabel Tiewrap Hoekbeschermer Netwerk bijbehorende leiding Verlengkabel voor T5 of T1B Voor meer opties geleverd door de fabrikant, zie de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING voor meer informatie. 2.5 Transport 2.5.1 Afmetingen en barycentrum De onderstaande illustraties zijn voor 8-16 kW units.
(mm) Model 1-fase 4/6 kW 1299 1385 1-fase 8/10 kW 1-fase 12/14/16 kW 1385 3-fase 12/14/16 kW 1385 2.5.2 Handmatig transport OPMERKING WAARSCHUWING Het zwaartepunt van de unit en de haak Risico op letsel door het tillen van een zwaar moeten in een rechte lijn in verticale richting gewicht.
2.7 Werkingsbereik DHW-mode werkt unit buitentemperatuur van -25 tot 46°C koelmode werkt unit buitentemperatuur van -5 tot 46°C. TW_out Werkingsbereik door de warmtepomp met mogelijke beperking en beveiliging. Als de TBH/IBH/AHS-instelling geldig is, schakelt alleen TBH/IBH/AHS in; Als de TBH/IBH/AHS-instelling ongeldig is, schakelt alleen de warmtepomp in en is TW_out uitgaande watertemperatuur de werking van de warmtepomp tijdens het gebruik mogelijk beperkt en beveiligd.
2.8 Hydraulische module 4/6 kW unit zonder back-upverwarming 4/6 kW unit met back-upverwarming (optioneel) 8-16 kW unit zonder back-upverwarming 8-16 kW unit met back-upverwarming (optioneel) Uitleg Code Assemblage-unit Automatische Verwijdert automatisch de resterende lucht uit het watercircuit. ontluchtingsventiel Zorgt voor extra verwarmingscapaciteit wanneer de verwarmingscapaciteit van de Back-upverwarming warmtepomp onvoldoende is vanwege de lage buitentemperatuur en beschermt de (optioneel)
3 VEILIGHEIDSZONE A Veiligheidszone Plaatsing van de buitenunit voor een buitenmuur Het koelmiddelcircuit in de buitenunit bevat gemakkelijk ontvlambaar koelmiddel van veiligheidsgroep A3, zoals beschreven in ISO 817 en ANSI/ASHRAE-standaard 34. Daarom is er een veiligheidszone gedefinieerd in de 2400 mm directe omgeving van de buitenunit.
4 INSTALLATIE VAN DE UNIT Algemeen Obstakel over de bovenkant Geen obstakel over de bovenkant 4-10 kW (mm) Hoogte unit + B ≥500 ≥500 ≥100* ≥500 ≥500 ≥1000 ≥300 ≥500 12-16 kW Hoogte unit + B ≥500 ≥500 ≥100* ≥500 ≥500 ≥1500 ≥300...
Afvoeropening 4.1 Voorwaarden voor installatie De unit kan op de grond of op een plat dak geïnstalleerd worden. Installatie op een schuin dak is niet toegestaan. Raadpleeg de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING voor installatie op een plat dak. 4.2 Fundering en installatie van de unit (installatie op een ondergrond) De afvoeropening is Installatie op een zachte ondergrond...
Installatie op een zachte ondergrond Condensaat afvoeren naar een grindbed Bij installatie op een ondergrond moet het condensaat via een standleiding in een grindbed worden afgevoerd dat zich in een vorstvrije ruimte bevindt. 100 mm De afvoerleiding moet in een voldoende groot grindbed lopen, zodat het condensaat vrij weg kan sijpelen. Raadpleeg de HANDLEIDING INSTALLATIE, BEDIENING EN ONDERHOUD voor meer informatie.
5 HYDRAULISCHE INSTALLATIE 5.1 Voorbereidingen voor installatie OPMERKING In het geval van kunststof leidingen, moet u ervoor zorgen dat deze volledig zuurstofdicht zijn volgens DIN 4726. De verspreiding van zuurstof in de leidingen kan leiden tot overmatige corrosie. Minimaal watervolume Controleer dat het totale watervolume in de installatie minstens 40 liter bedraagt, exclusief het interne watervolume van de buitenunit.
5.4 De warmwatertank vullen met OPMERKING water De installatie van het Y-vormige filter bij de waterinlaat is verplicht. Zie de specifieke handleiding van de warmwatertank. Let op de juiste stroomrichting van het Y-vormige filter. 5.5 Waterleidingisolatie Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet Warm water geïsoleerd worden om condensatie tijdens koelbedrijf, vermindering van verwarmings- en koelvermogen en...
Soorten glycol LET OP De soorten glycol die gebruikt kunnen worden, stroom uitvalt, kunnen hangen af van het feit of het systeem een bovenstaande functies de apparaten niet warmwatertank bevat: beschermen tegen bevriezing. Laat de unit daarom altijd ingeschakeld. Indien Als de stroomtoevoer naar de unit voor Het systeem bevat een Gebruik alleen...
Geldigheid: Denemarken of Zweden OPMERKING Totale Waterhardheid bij specifiek systeemvolume Door glycol aan het watercircuit toe te voegen, verwarm- >20 l/kW en wordt het maximaal toegestane watervolume van ingsver- >50 l/kW ≤20 l/kW ≤50 l/kW mogen het systeem verlaagd. Zie de INSTALLATIE-, °dH mol/m °dH...
6 ELEKTRISCHE INSTALLATIE GEVAAR Gevaar voor elektrocutie. WAARSCHUWING ⑥ Het apparaat moet geïnstalleerd worden in overeenstemming nationale bedradingsvoorschriften. ⑤ Volg het elektrische aansluitschema voor de elektrische bedrading dat zich op de achterkant van de kap van de elektriciteitskast bevindt. Dit apparaat heeft een aardaansluiting voor functionele doeleinden.
Aanhaalmomenten Aanhaalmoment (N·m) Item M4 (voedingsklem, klem L1 L2 L3 N elektrische 1,2 tot 1,4 bedieningspaneel) M4 (geaard) 1,2 tot 1,4 6.4 Aansluiting van de voeding 6.4.1 Bedrading van hoofdvoeding OPMERKING L1L2 L3 Gebruik ronde krimpklem voor aansluiting op het klemmenbord van de voeding.
De bedrading tussen de schakelkast en de achterplaat LET OP wordt getoond in 6.4.1 Bedrading van de hoofdvoeding. Om er zeker van te zijn dat de unit volledig geaard is, moet u altijd de voeding L-N spanning 220-240 VAC back-upverwarming Maximale bedrijfsstroom (A) aardingskabel aansluiten.
Spanning 220-240 VAC Maximale bedrijfsstroom (A) Minimale draadgrootte (mm 0,75 Signaaltype regelpoort Type 2 OPMERKING De unit zendt alleen een ON/OFF-signaal naar de verwarming. IBH2 kan niet onafhankelijk worden bedraad. 6.5.7 Bedrading van kamerthermostaat (RT) Kamerthermostaat (laagspanning): "POWER IN" levert de spanning voor de RT. OPMERKING kamerthermostaat moet...
6.5.8 Bedrading van ingangssignaal De thermostaatkabel kan op drie manieren worden aangesloten (zoals beschreven bovenstaande zonne-energie (laagspanning) figuren) en de specifieke aansluitmethode hangt af van de toepassing. Methode A (Modus-instelregeling) RT kan de verwarming en koeling afzonderlijk aansturen, zoals de controller voor 4-leiding-FCU. Wanneer de hydraulische module is aangesloten op de externe temperatuurregelaar, wordt de KAMERTHERMOSTAAT ingesteld...
6.5.10 Bedrading van smart-grid 3) SG=UIT, EVU=UIT. De unit werkt naar behoren. De unit heeft een Smart Grid-functie en er zijn twee 4) SG=AAN, EVU=UIT. poorten op de PCB om SG-signalen en EVU-signalen aan te sluiten, zoals hieronder aangegeven: De warmtepomp, IBH en TBH worden onmiddellijk uitgeschakeld.
7 INSTALLATIE VAN BEDRADE CONTROLLER LET OP Neem de algemene instructies over bedrading in voorgaande hoofdstukken in acht. De bedrade controller moet binnenshuis geïnstalleerd worden en uit de buurt van direct zonlicht gehouden worden. Houd de bedrade controller uit de buurt van ontstekingsbronnen, ontvlambare gassen, olie, waterdamp en sulfidegassen.
Ingangsspanning (HA/HB) 18 VDC Draadgrootte 0,75 mm Draadtype 2-kern beschermde getwiste aderpaarkabel Draadlengte L1<50 m De maximale lengte van de communicatiedraad tussen de unit en de controller is 50 m. Route Bedrading aan onderkant naar buiten X2/ HA Kabeluitgang Plaats van de onderzijde kabeluitgang aan DETAIL A...
Pagina 38
Signaalschakeldraad Montage aan een muur (met een 86-type doos) Installeer de achterwand van een doos van het 86-type met twee M4 x 25 schroeven, en bevestig de doos aan de muur met twee ST4 x 20 schroeven. Pas de lengte van de plastic bout in de accessoiredoos aan om deze geschikt te maken voor installatie. Bevestig het bodemdeksel van de bedrade controller aan de muur via de schroefbalk met kruiskopschroeven.
Plug Plug Trap Trap OPMERKING Het te vast aandraaien van de schroef kan vervorming van de achterwand veroorzaken. 8 VOLTOOIING VAN DE INSTALLATIE GEVAAR Gevaar voor elektrocutie. Gevaar voor verbranding. OPMERKING De onderstaande illustraties zijn voor 8-16 kW units. Het principe is hetzelfde voor apparaten van 4-6 kW. Aanhaalmoment 4,1 N·m ⑤...
9 CONFIGURATIE De unit moet geconfigureerd worden door een bevoegde installateur om te voldoen aan de installatieomgeving (buitenklimaat, geïnstalleerde opties, enz.) en aan de eisen van de gebruiker. Volg de onderstaande instructies voor de volgende stap. 9.1 Controleer vóór de configuratie Controleer de volgende items voordat u de unit inschakelt: Veldbedrading: Zorg ervoor dat alle bedradingsaansluitingen in overeenstemming zijn met de instructies in de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING.
9.2 Configuratie Om de unit te initialiseren, moet een groep geavanceerde instellingen worden verstrekt door de installateur. De geavanceerde instellingen zijn toegankelijk in de modus VOOR SERVICEMONTEUR. De algemene parameterlijst van de geavanceerde instellingen vindt u in Bijlage 2. Bedieningsinstellingen. Raadpleeg de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING voor meer informatie.
10 INBEDRIJFSTELLING De testrun wordt gebruikt om de werking van de kleppen, ontluchting, werking van de circulatiepomp, koeling, verwarming en waterverwarming te bevestigen. Checklist tijdens inbedrijfstelling Testrun voor de actuator. Ontluchting Testrun voor werking. Controle van het minimale debiet onder alle omstandigheden. 10.1 Testrun voor de actuator OPMERKING Tijdens de inbedrijfstelling van de actuator is de beveiligingsfunctie van de unit uitgeschakeld.
Naast Pump_i uitgang instellen. Hoe hoger de waarde is, hoe hoger het vermogen van de pomp. "Ontluchtingspomp_I uit" Instellen van de ontluchtingsduur. Als de ingestelde tijd verstreken is, wordt de "Runtime ontluchten" ontluchting gedeactiveerd. "Statuscontrole" Er kunnen nog meer bedrijfsparameters worden gevonden. 10.3 Testrun Waarom Controleer of de unit goed werkt.
12 TECHNISCHE GEGEVENS 12.1 Algemeen 1-fasig 1-fasig 1-fasig 3-fasig Model 4/6 kW 8/10 kW 12/14/16 kW 12/14/16 kW Nominale capaciteit Zie de technische gegevens Afmetingen H×B×D 717x1299x426 mm 865x1385x523 mm 865x1385x523 mm 865x1385x523 mm Verpakkingsafmetin 885x1375x475 mm 1035x1465x560 mm 1035x1465x560 mm 1035x1465x560 mm gen H×B×D Gewicht (zonder back-upverwarming)
BIJLAGE Bijlage 1. Menustructuur (bedrade controller) Weekschema Schema 1 Menu Modus (2) Schema 2 Modus Verwarming Schema 3 Schema Koeling Schema 4 Temp.-instellingen weer Auto DHW-instellingen (1) Vakantie weg Instellingen Huidige staat Status van unit Foutinformatie Schema VEELGESTELDE Verwarmingsmodus (1) Dagtimer zone 1 VRAGEN DHW-mode (1)
Bijlage 2. Bedieningsinstellingen Ingestelde Stan- Titel Code Staat Minimum Maximum Unit interval daard In-/uitschakelen van DHW-mode: 0=NEE, DHW-mode 1=JA In-/uitschakelen van desinfectiemodus: Desinfecteren 0=NEE, 1=JA In-/uitschakelen van DHW-pririteitsmodus: DHW-prioriteit 0=NEE, 1=JA In-/uitschakelen van DHW-pompmodus: Pump_D 0=NEE, 1=JA In- of uitschakelen van de tijdinstelling van de DHW prioriteitstijd prioriteit: 0=NEE, 1=JA ingesteld...
Pagina 51
De vernieuwingsinterval van klimaat-gerelateerde t_T4_FRESH_H curves voor verwarmingsmodus De maximale bedrijfsomgevingstemperatuur T4HMAX °C voor verwarmingsmodus De minimale bedrijfsomgevingstemperatuur T4HMIN °C voor verwarmingsmodus Het temperatuurverschil voor het opstarten van dT1SH °C de unit (T1) Het temperatuurverschil voor het opstarten van dTSH °C Verwarm- de unit (Ta)
Pagina 52
Maximum insteltemperatuur van extra MAX-SETHEATER °C warmtebron Minimum insteltemperatuur van extra MIN-SETHEATER °C warmtebron De spanning die overeenkomt met de maximale MAX-SIGHEATER insteltemperatuur van de extra warmtebron De spanning die overeenkomt met de minimale MIN-SIGHEATER insteltemperatuur van de extra warmtebron Andere In-/uitschakelen van de TBH-functie TBH-FUNCTIE...
Pagina 53
HMI-instelling Kies de HMI: 0=MASTER HMI-adre Stel het HMI-adres in voor BMS HMI-adres voor BMS sinstelling Bovenste computer stopbit: 1=Stopbit1, Stopbit 2=Stopbit De tijd dat de compressor actief is geweest vóór t_VERTRAGING Minuten het starten van de pomp POMP t1_ANTIBLOKKERING Interval anti-blokkeerpomp POMP t2_ANTIBLOKKERING...