INHOUD VEILIGHEIDSMAATREGELEN ALGEMENE INLEIDING ACCESSOIRES Accessoires die worden meegeleverd met het apparaat 3.2 Accessoires verkrijgbaar bij leverancier VOORBEREIDINGEN VOOR INSTALLATIE BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET KOELMIDDEL INSTALLATIEPLAATS Kiezen van een locatie in koude klimaten Kiezen van een locatie in warme klimaten INSTALLATIEVOORZORGSMAATREGELEN Afmetingen Installatievoorschriften...
Pagina 4
Eerste inbedrijfstelling bij een lage buitentemperatuur 10.2 Controles vóór de inbedrijfstelling 10.3 De circulatiepomp 10.4 Veldinstellingen 10.5 TEST WERKING EN EINDCONTROLES 11.1 Eindcontroles 11.2 Test werking (handmatig) ONDERHOUD PROBLEEMOPLOSSING 13.1 Algemene richtlijnen 13.2 Algemene symptomen 13.3 Bedrijfsparameter Storingscodes 13.4 14 TECHNISCHE SPECIFICATIES Algemeen 14.1 Elektrische specificaties...
1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN De hier vermelde voorzorgsmaatregelen zijn onderverdeeld in de onderstaande typen. Ze zijn zeer belangrijk, dus zorg ervoor dat u ze nauwgezet volgt. Betekenissen van symbolen voor GEVAAR, WAARSCHUWING, LET OP en OPMERKING. INFORMATIE Lees deze instructies vóór de installatie zorgvuldig door. Houd deze handleiding bij de hand voor toekomstige raadpleging. Onjuiste installatie van apparatuur of accessoires kan leiden tot elektrische schokken, kortsluiting, lekkage, brand of andere schade aan de apparatuur.
Pagina 7
GEVAAR Schakel de stroomschakelaar uit voordat u elektrische klemonderdelen aanraakt. Wanneer de servicepanelen worden verwijderd, kunt u gemakkelijk onopzettelijk onderdelen onder spanning aanraken. Laat het apparaat nooit onbeheerd achter zonder onderhoudspaneel tijdens de installatie of onderhoud. Raak de waterleidingen niet aan tijdens en direct na gebruik, omdat ze heet kunnen zijn en uw handen kunnen verbranden. Om letsel te voorkomen moet u wachten met het aanraken van de leidingen tot ze een normale temperatuur bereiken of u moet veiligheidshandschoenen dragen.
Pagina 8
Installeer het apparaat niet op de volgende plaatsen: - Waar een nevel van (minerale) olie of oliedampen aanwezig zijn. Kunststofonderdelen kunnen worden aangetast en hierdoor losraken of gaan lekken. - Waar corrosieve (bijtende) gassen (zoals zwavelzuurgas) worden geproduceerd. Waar corrosie van koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan leiden tot koelmiddellekkage.
2 ALGEMENE INLEIDING Deze apparaten worden gebruikt voor zowel verwarming als koeling en kunnen worden gebruikt met ventilatorconvectoren, vloerverwarmingstoepassingen, hoogrendementsradiatoren voor lage temperaturen, warmwatertanks en zonne-energiesets, welke niet worden meegeleverd. Een bedrade controller wordt met het apparaat meegeleverd. Als u kiest voor de ingebouwde back-upverwarming, kan de back-upverwarming de verwarmingscapaciteit bij koude buitentemperaturen verhogen.
3 ACCESSOIRES In koelmodus, is het temperatuurbereik van de waterstroom (TW_out) in verschillende buitentemperaturen (T4) als volgt: 3.1 Accessoires die worden meegeleverd met het apparaat Installatiemateriaal Hoeveelheid Naam Vorm Installatie- en gebruikershandleiding (dit boekje) Gebruiksaanwijzing TW_out Bedrijfsbereik door de warmtepomp met mogelijke beperking en Technische beveiliging.
LET OP Om letsel te voorkomen moet u niet de luchtinlaat of de aluminium vinnen van het apparaat aanraken. Gebruik om schade te voorkomen niet de grepen in de ventilatorroosters. Het apparaat is zeer zwaar! Voorkom dat het apparaat valt door verkeerde hellen tijdens de omgang ermee. ≥1000mm De haak en het zwaartepunt van het apparaat moeten...
LET OP Controleregelmaat van koelmiddelenlekkage - Apparaten die gefluoreerde broeikasgassen van 5 ton CO of hoger bevatten, maar minder dan 50 ton CO -equivalent, moeten minstens elke 12 maanden worden gecontroleerd. Bij gebruik van een lekdetectiesysteem moet dit minstens elke 24 maanden gebeuren.
Als u het apparaat installeert op een bouwframe, moet u een waterdichte plaat (niet inbegrepen) installeren op ongeveer 100 mm van de onderzijde van het apparaat om druipen van afvoerwater te voorkomen. (Zie de rechterafbeelding). A (mm) Model 4~6 kW ≥300 8~16 kW ≥300...
7 INSTALLATIEVOORZORGSMAATREGELEN 7.1 Afmetingen 8/10/12/14/16 kW (eenheid: mm) 4/6 kW (eenheid: mm) Model 4/6 kW 1295 8/10/12/14/16 kW 1385 7.2 Installatievoorschriften Controleer de sterkte en zorg dat de installatieondergrond waterpas is zodat het apparaat niet trilt of lawaai maakt tijdens het gebruik.
7.3 Positie van de afvoeropening Afvoeropening Afvoeropening 4/6 kW De afvoeropening is afgedicht rubberen stop. Als de kleine afvoeropening niet voldoet aan de afvoervereisten, de grote afvoeropening tegelijkertijd worden gebruikt. 8/10/12/14/16 kW OPMERKING Er moet een elektrische verwarmingsband worden geïnstalleerd als het water bij koud weer niet kan worden afgevoerd, zelfs niet als de grote afvoeropening open staat.
Pagina 16
7.4.2 Bij een installatie van meerdere rijen (voor dakgebruik enz.) Bij het installeren van meerdere dwarsverbonden apparaten per rij. ≥ 500mm ≥ 500mm A (mm) B1 (mm) B2 (mm) C (mm) Model 4~6 kW ≥ 2500 ≥ 1000 ≥ 300 ≥...
8 TYPISCHE TOEPASSINGEN De onderstaande toepassing zijn uitsluitend ter illustratie. 8.1 Toepassing 1 Binnen Buiten FHL1 FHL2 FHLn 11.2 Modbus 11.1 11.3 Code Code Hoofdeenheid Warmwatertank (niet meegeleverd) TBH: Boosterverwarming voor warmwatertank Bedieningspaneel 11.1 (niet meegeleverd) 11.2 SV1: 3-wegklep (niet meegeleverd) Spoel 1, warmtewisselaar voor warmtepomp Balanstank (niet meegeleverd) 11.3...
Pagina 18
Ruimteverwarming Het IN-/UITSCHAKELEN-signaal en bedrijfsmodus en temperatuurinstelling worden ingesteld op het bedieningspaneel. P_o blijft actief als de unit INGESCHAKELD is voor ruimteverwarming, SV1 blijft UITGESCHAKELD. Verwarming van leidingwater Het AAN/UIT-signaal en doeltankwatertemperatuur (T5S) worden ingesteld op het bedieningspaneel. P_o stopt als de unit INGESCHAKELD IS voor de verwarming van leidingwater, SV1 blijft INGESCHAKELD.
OPMERKING 1) Zone2 kan alleen werken in de warmtemodus. Wanneer het koelsystem wordt ingesteld in het bedieningspaneel en Zone1 is UITGESCHAKELD, sluit “CL” in Zone2 en blijft uit systeem “UITGESCHAKELD”. Tijdens de installatie moet de thermostaatbedrading voor Zone 1 en Zone 2 correct worden uitgevoerd. 2) De afvoerklep moet op de laagste positie van het leidingsysteem worden geïnstalleerd.
Pagina 23
Collector/distributeur Automatisch ontluchtingsventiel Sontactor (niet meegeleverd) (niet meegeleverd) (niet meegeleverd) De ruimte werkt in koel- of Watermanometer Omloopklep (niet meegeleverd) warmtemodus (niet meegeleverd) Zone2 temperatuursensor van de De ruimte werkt alleen met Mengstation (niet meegeleverd) waterstroom (optioneel) warmtemodus Extra verwarmingsbron Radiator (niet meegeleverd) SV3: mengklep (niet meegeleverd) (niet meegeleverd)
9.2. Belangrijkste componenten 9.2.1 Hydraulische module 4/6 kW met back-upverwarming 4/6 kW zonder back-upverwarming 8~16 kW zonder back-upverwarming 8~16 kW met back-upverwarming Assemblage-unit Code Toelichting Resterende lucht in het watercircuit wordt automatisch uit het Automatisch ontluchtingsventiel watercircuit verwijderd. Biedt extra verwarmingscapaciteit wanneer de verwarmingscapaciteit van de warmtepomp door een zeer lage Back-upverwarming buitentemperatuur onvoldoende is.
9.3 Elektronische besturingskast Opmerking: de afbeelding is alleen ter referentie, bekijk het werkelijke product. Hoofdbesturingska art van de omvormermodule (PCB A) Moederbord van het Hoofdbesturingskaart warmtepompsysteem (PCB B) van hydraulische module 4/6 kW Hoofdbesturingska art van de omvormermodule (PCB A) Moederbord van het Hoofdbesturingskaart warmtepompsysteem (PCB B)
Hoofdbesturingskaart van hydraulische module Hoofdbesturingskaart van de omvormermodule (PCB A) Moederbord van het warmtepompsysteem (PCB B) 12/14/16 kW (1-fasig) Hoofdbesturingskaart van hydraulische module Hoofdbesturingskaart van de omvormermodule (PCB A) Moederbord van het warmtepompsysteem (PCB B) Filterbord (PCB C) (op de achterkant van het PCB B, alleen voor 3-fasige modellen) 12/14/16 kW (3-fasig) 9.3.1 Hoofdbesturingskaart van hydraulische module...
Pagina 28
CN24 CN21 CN28 CN16 CN32 CN13 CN15 CN29 CN18 CN25 CN42 CN40 DIS1 CN41 CN31 CN22 CN35 CN36 CN17 25 26 27 14 15 CN11 CN30 Order Code Assemblage-unit Order Code Assemblage-unit Poort Poort VOEDING M1 M2 Poort voor afstandsschakelaar CN21 Poort voor stroomvoorziening CN36...
Pagina 29
9.3.2 1-fasig voor 4-16 kW-modellen 1) PCB A, 4-10 kW,Omvormermodule Opmerking: voor 4-6 kW, 2 condensatoren CN20 Code Assemblage-unit Code Assemblage-unit Compressor-aansluitpoort U Gereserveerd(CN302) Compressor-aansluitpoort V Poort voor communicatie met PCB B (CN32) Ingangspoort N voor gelijkrichterbrug (CN502) Compressor-aansluitpoort W Uitgangspoort voor +12V/9V (CN20) Ingangspoort L voor gelijkrichterbrug (CN501) Poort voor ventilator (CN19)
Pagina 30
2) PCB B, Moederbord van het warmtepompsysteem CN10 CN27 CN11 CN22 CN24 CN17 CN26 CN28 CN13 CN55 CN18 CN14 CN29 CN7 CN5 CN6 CN16 CN19 CN21 CN33 CN2 CN30 CN36 CN37 CN38 CN20 26 25 24 Code Assemblage-unit Code Assemblage-unit Uitvoerpoort L naar PCB A(CN28) Poort voor lagedrukschakelaar (CN14) Poort voor communicatie met hydro-box-...
Pagina 31
9.3.3 3-fasige 12/14/16 kW-modellen 1) PCB A, Omvormermodule CN16 CN22 CN15 CN23 CN17 CN18 CN20 CN19 Code Assemblage-unit Code Assemblage-unit Uitgangspoort voor +15 V(CN20) Voedingsingang poort L1(CN16) Ingangspoort P_in voor IPM-module(CN1) Compressor-aansluitpoort W(CN19) Poort voor communicatie met PCB B (CN8) Compressor-aansluitpoort V(CN18) PED-besturingskaart (CN22) (CN23) Compressor-aansluitpoort U(CN17)
Pagina 32
2) PCB B, Moederbord van het warmtepompsysteem CN41 CN26 CN24 CN36 CN21 CN18 CN31 CN29 CN10 CN35 CN11 CN28 CN20 CN37 CN27 20 V V i n CN22 CN30 CN38 CN53 CN109 Code Assemblage-unit Assemblage-unit Code Poort voor aarddraad(CN38) Poort voor de temp.sensor Tp (CN8) Poort voor buitentemp.- en condensortemp.sensor Poort voor 2-wegklep 6(CN27) (CN9)
Pagina 33
3) PCB C, filterbord CN204 CN205 CN206 CN30 CN213 CN214 CN202 CN211 CN203 CN200 CN201 CN212 PCB C 3-fasig 12/14/16 kW Code Assemblage-unit Code Assemblage-unit Voeding L2 (CN201) Poort voor communicatie met PCB B (CN8) Voeding L3 (CN200) Voedingsfiltering L3 (L3’) Voeding N (CN203) Voedingsfiltering L2 (L2’) Voedingspoort 310 VDC (CN212)
De maximaal toegestane thermistorkabellengte is 20 meter. Dit is de maximaal toegestane afstand tussen de warmwatertank en het apparaat (alleen voor installaties met een warmwatertank). De thermistorkabel die bij de warmwatertank wordt meegeleverd is 10 meter lang. Ten behoeve van de efficiëntie raden we u aan de 3-wegklep en de warmwatertank zo dicht mogelijk bij het apparaat te installeren.
9.4.4 Antivriesbescherming van het watercircuit 9.4.3 Aansluiting van het watercircuit Alle interne hydraulische onderdelen zijn geïsoleerd om De aansluitingen moeten worden uitgevoerd volgens de warmteverlies te beperken. Ook de veldleidingen moeten labels op de buitenunit, ten opzichte van de waterinlaat en worden geïsoleerd.
LET OP Wanneer de unit voor lange tijd niet wordt gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de unit te allen tijde ingeschakeld is. Als u de stroom wilt uitschakelen, moet het water in de systeemleiding volledig worden afgetapt om te voorkomen dat de unit en het leidingsysteem wordt beschadigd door bevriezing.
9.6 Isolatie van waterleidingen Alle (water)leidingen in het totale watercircuit moeten geïsoleerd worden om condensatie te voorkomen tijdens het koelen en vermindering van de verwarmings-/koelcapaciteit, evenals ter preventie van bevriezing van de buitenwaterleidingen tijdens de winter. Het isolatiemateriaal moet minimaal een brandwerendheid van B1 hebben en voldoen aan alle toepasselijke wetgeving. De dikte van de afdichtingsmaterialen moeten minimaal 13 mm zijn met een thermische geleiding van 0,039 W/mK om bevriezing van de buitenwaterleidingen te voorkomen.
Pagina 40
AHS1 AHS2 1OFF 2OFF DFT2 DFT1 IBH1 3OFF CN11 CN30 25 T :...
Pagina 41
OPMERKING Gebruik H07RN-F voor de voedingskabel; alle kabels zijn aangesloten op hoogspanning, behalve de thermistor- en bedieningspaneelkabel. Apparatuur moet geaard worden. Alle externe hoogspanningslaadstroom, als het metaal of een geaarde poort is, moet geaard worden. Alle externe stroombelasting moet minder dan 0,2A zijn, als de enige stroombelasting groter is dan 0,2A, moet de last door AC-schakelaar worden gecontroleerd.
Pagina 42
Bevestig de bedrading zoals weergegeven in de afbeelding hieronder. Installeer de draden en bevestig de afdekkap stevig, zodat deze er goed in past.
Pagina 43
Tabel 9-1 Nominaal dwarsdoorsnede-oppervlak (mm Nominale stroom van apparaat: (A) Flexibele snoeren Kabel voor vaste bedrading 0,5 en 0,75 en 2,5 ≤ 0,75 en 1 en 2,5 > ≤ en 1,5 en 2,5 > ≤ 10 en 1,5 en 2,5 1,5 en 4 >...
OPMERKING MCA: Min. Circuit Amp. (A) TOCA: Totaal Overstroom Amp. (A) MFA: Max. Zekering Amp. (A) MSC: Max. Starten Amp. (A) RLA: De ingangsstroom van de compressor bij werking op de maximale frequentie onder normale koel- of verwarmingsomstandigheden. Hz kan nominale belastingstroom bedienen. (A) KW: Nominaal motorvermogen FLA: Stroomsterkte bij vollast.
Pagina 50
Methode C (Dubbele zoneregeling) De hydraulische module is verbonden met twee kamerthermostaten, terwijl het bedieningspaneel VOOR ONDERHOUDSMONTEUR de KAMERTHERMOSTA. op DUBBEL ZONE instelt: C.1 Zone 1 schakelt zich in wanneer het apparaat een spanning detecteert van 230 VAC tussen H en L1, en schakelt zich uit bij een gedetecteerde spanning van 0 VAC tussen H en L1.
Pagina 51
C.2 Zone 2 schakelt zich in volgens de klimaattemp.curve 8) Voor extra warmtebronbeheersing: wanneer het apparaat een spanning detecteert van 12 VDC tussen CL en COM. Zone 2 schakelt zich uit wanneer het apparaat een spanning detecteert van 0 V tussen CL en COM. C.3 Het apparaat schakelt zich in wanneer het apparaat HT-COM en CL-COM detecteert als 0 VDC.
Pagina 52
Spanning 220-240 VAC 11) Voor smart grid: Maximale bedrijfsstroom (A) Bedradingsgrootte (mm 0,75 op PCB om het SG- en EVU-signaal als volgt aan te sluiten: Signaaltype regelpoort Type 1 CN24 CN21 CN28 CN16 CN32 10) Voor buitencirculatiepomp P_o: CN13 CN15 CN29 CN18 CN25...
Fabrieksin- Fabrieksin- Fabrieksin- stelling stelling stelling akelaar akelaar akelaar Starten van Starten van pompo na 24 pompo na 24 uur zal uur zal geldig 1/1=IBH (Drie-fase ongeldig zijn Zie het zijn Zie het Zie het elektrisch controle) elektrisch elektrisch aangestu- aangestu- aangestu- IBH voor...
GEVAAR Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen maakt. Controleer het volgende na de installatie van het apparaat en voordat u de stroomonderbreker inschakelt: Veldbedrading:Zorg ervoor dat de veldbedrading tussen het lokale voedingspaneel en apparaat en kleppen/ventielen (indien van toepassing), het apparaat en kamerthermostaat (indien van toepassing), het apparaat en de warmwatertank, en het apparaat en de back-upverwarmingsset zijn aangesloten volgens de instructies beschreven in "9.7 Veldbedrading”, het aansluitschema en de lokale wet- en regelgeving.
Pagina 61
AKKOORD AKKOORD OPENEN OPWARMINGSTIJD (t_DRYUP) LOOPTIJD (t_HIGHPEAK) TEMP. DOWN TIME (t_DRYDOWN) PIEKTEMP. (T_DRYPEAK) START TIJD AANPASSEN AANPASSEN START DATUM AANPASSEN Tijdens het drogen van de vloer zijn alle knoppen, behalve v i t i B .
Pagina 62
10.5.15 DEFINIEER INVOER 12.3 VLOER DROOGT Het apparaat zal vloer droogt Instructies voor het instellen van DEFINIEER INVOER inschakelen om 09:00 01-08-2018. Ga naar >VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 15.DEFINIEER INVOER 15 DEFINIEER INVOER 15.1 M1 M2 REMOTE 15.2 SMATRGRID AKKOORD 15.3 Tw2 Gebruik om naar JA te bladeren en druk op ...
Pagina 63
RITEIT PUMP_D WATER ℃ De verschilwaarde tussen Twout en T5 in de DHW-modus ℃ ℃ ℃ t_INTERVAL_DHW ℃ ℃ T5S_DISINFECT ℃ _DI_H RITEIT DHWPOMP LOOPTIJD 1.20 LOOPTIJD POMP DHW POMP DI RUN ℃ ℃ ℃ ℃ t_INTERVA ℃ ℃ ℃ ℃...
Pagina 65
12.4 t_DRYUP De dag van verwarming tijdens het drogen van de vloer 12.5 t_HIGHPEAK van de vloer De dag met een lagere temperatuur tijdens het drogen 12.6 t_DRYD van de vloer De beoogde piektemperatuur van de waterloop tijdens het 12.7 T_DRYPEAK °C drogen van de vloer...
Pagina 75
1. Een sterke wind of orkaan heeft ervoor gezorgd dat de ventilator in de tegenovergestelde richting heeft gedraaid. Verander de richting van het apparaat of maak een beschutting om de ventilator Storing van DC-ventilator te beschermen tegen (zeer) harde wind. 2.
Pagina 76
Warmtemodus, DHW-modus: 1. De waterloop is laag; watertemperatuur is hoog, of er lucht zit in het watersysteem. Ontlucht. 2. De waterdruk is lager dan 0,1 Mpa; vul het water bij voor een waterdruk van 0,15~0,2 Mpa. 3. Te veel koelmiddel gebruikt. Vul opnieuw met de juiste hoeveelheid koelmiddel.
Pagina 77
1. Voedingsspanning van het apparaat is laag; verhoog de spanning naar het benodigde bereik. 2. De ruimte tussen de apparaten is te nauw voor warmtewisseling. Vergroot de ruimte tussen de apparaten. 3. De warmtewisselaar is vuil of het oppervlak wordt geblokkeerd. Maak de warmtewisselaar schoon of verwijder de obstructie.
Pagina 78
Modulebeveiliging DC-generatrix laagspanningsbeveiliging DC-generatrix hoogspanningsbeveiliging 1. Controleer de druk van het warmtepompsysteem. 2. Controleer de faseweerstand van de compressor. 3. Controleer aansluitvolgorde van de U, V, W-voedingsleidingen tussen de omvormerkaart en de compressor. MCE-storing 4. Controleer de aansluitingen van de L1, L2, L3-voedingsleidingen tussen de omvormerkaart en het filterbord.
15 INFORMATIE-SERVICE 1) Controle van het gebied Voordat er wordt begonnen aan de werkzaamheden op systemen die brandbare koelmiddelen bevatten, moeten veiligheidscontroles worden uitgevoerd om het risico op ontsteking tot een minimum te beperken. Voor reparaties aan het koelmiddelsysteem moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen voordat er wordt begonnen aan de werkzaamheden aan het systeem.
Pagina 81
10) Reparatie van afgedichte componenten a) Bij het repareren van afgedichte componenten moet voor het verwijderen van deksels enz. alle elektrische voeding zijn losgekoppeld van de apparatuur waaraan zal worden gewerkt. Als elektrische voeding absoluut noodzakelijk is tijdens het onderhoud van de apparatuur, moet een permanente vorm van lekdetectie worden geplaatst bij het meest kritieke punt om te waarschuwen voor een mogelijk gevaarlijke situatie.
Pagina 82
16) Vulprocedures Naast de conventionele vulprocedures moeten de volgende voorschriften worden nageleefd: Vermijd kruisverontreiniging van verschillende koelmiddelen tijdens het vullen van de apparatuur. Om de hoeveelheid koelmiddel in slangen of leidingen tot een minimum te beperken, moet u ervoor zorgen dat ze zo kort mogelijk worden gehouden. Cilinders moeten rechtop staan.
Pagina 84
BIJLAGE B: Breng de E-verwarmingstape aan bij de afvoeropening (door de klant) Breng verwarmingstape aan bij de afvoeropening naar de XT3-draadkoppeling. Naar de verwarmingstape van afvoeropening 4/6 kW 8/10 kW Naar de verwarmingstape van afvoeropening...
Pagina 85
BIJLAGE C: Naar de verwarmingstape 12/14/16 kW (1-fasig) van afvoeropening 12/14/16 kW (3-fasig) Naar de verwarmingstape van afvoeropening OPMERKING: De afbeelding is alleen ter referentie, raadpleeg het werkelijke product. De spanning van de E-verwarmingstape mag niet hoger zijn dan 40 W/200 mA, voedingsspanning 230 VAC.