Voor spiraalpomp ketel P_d en mengpomp P_c:
16
17
P_c N
POMP C
BEDIENINGSSIGNAAL-
UITLAAT
Spanning
Maximale stroomsterkte
Draadgrootte
Signaaltype
bedieningspoort
Procedure
1 Sluit de kabel aan op de juiste terminalen zoals getoond in de
afbeelding.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders aan de bevestiging voor
kabelbinders om trekbelasting te voorkomen.
Voor kamerthermostaat:
Externe AAN/UIT-thermostaat
14
3
13
13
13
13
VERWARMING
KOELING
STROOM IN
RT1
Methode A:
Externe thermostaat
3
3
15
15
13
13
13
13
VERWARMING
KOELING
L
L
RT2
RT2
N
N
Methode A:
Spanning
Maximale stroomsterkte
Draadgrootte
Opmerking:
e r z i j n t w e e o p t i o n e l e a a n s l u i t i n g s m e t h o d e s o p d e
kamerthermostaat.
1. Kamerthermostaat type 1 (RT1): "STROOM IN" levert spanning
aan de RT en levert niet direct spanning aan de RT-schakelaar. Poort
"14 L1" levert spanning van 220V aan de RT-schakelaar.
Poort "14 L1" is aangesloten op de hoofdstroomtoevoer van het
toestel poort L voor 1-fase stroomtoevoer, poort L2 voor 3-fasen
stroomtoevoer.
2 . K a m e r t h e r m o s t a a t t y p e 2 ( R T 2 ) ( a a n b e v o l e n
kabelaansluitingsmethode): L N levert direct stroom aan de RT-
schakelaar.
L is aangesloten op de hoofdstroomtoevoer van het toestel poort L
voor 1-fase stroomtoevoer, poort L2 voor 3-fasen2 stroomtoevoer.
KOELING
VERWARMING
RT
29
P_d N
POMP C
BEDIENINGSSIGNAAL-
UITLAAT
220-240VAC
Voor toestel van
0,2A
5/7 kW is het
terminaalnummer
2
0,75 mm
37 en 38.
Type 2
14
3
14
3
13
13
STROOM IN
STROOM IN
RT1
RT1
RT1
Methode B:
Methode C:
3
3
15
15
3
3
15
15
13
13
L
L
L
RT2
RT2
N
N
N
Methode B:
Methode C:
220-240VAC
0,2A
2
0,75 mm
BEDIENING PRINTPLAAT
MR5
XT1
STROOMTOEVOER
3 Fase-stroom
Er zijn drie methodes om de thermostaatkabel aan te sluiten (zoals
beschreven in bovenstaande afbeelding) en dit hangt af van de
toepassing.
Methode A
30
RT kan verwarming en koeling apart bedienen, zoals de bediener
voor de ventilatorconvector met 4 buizen. Wanneer de hydraulische
module is aangesloten op de externe temperatuursensor, en in de
gebruikersinterface > VOOR DE VAKMAN is de THERMOSTAAT en
de KAMERMODUS ingesteld op JA:
A.1 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen C en N
230VAC is, werkt het toestel in de koelingsstand
A.2 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen H en N
230VAC is, werkt het toestel in de verwarmingsstand
A.3 Wanneer het toestel detecteert dat er aan beide kanten (L-N,
H-N) een spanning van 0VAC is, stopt het toestel met werken in de
koelings- of verwarmingsstand
A.4 Wanneer het toestel detecteert dat er aan beide kanten (L-
N, H-N) een spanning van 230VAC is, werkt het toestel in de
koelingsstand
Methode B
RT l e v e r t h e t s c h a k e l s i g n a a l a a n h e t t o e s t e l , e n i n d e
gebruikersinterface
> VOOR DE VAKMAN zijn de KAMERTHERMOSTAAT en MODUS
ingesteld op JA:
B.1 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen H en N
230VAC is, schakelt het toestel aan.
B.2 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen H en N
0VAC is, schakelt het toestel uit.
Opmerking: Wanneer de KAMERTHERMOSTAAT is ingesteld op
JA, gelden de waarden van de binnentemperatuursensor Ta niet, en
werkt het toestel alleen volgens
T1
Methode C
Wanneer de hydraulische module is aangesloten op de twee
externe temperatuursensoren, en de gebruikersinterface > VOOR
DE VAKMAN, de DUAL KAMERTHERMOSTAAT is ingesteld op JA:
C.1 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen H en
N 230VAC is, gaat de HOOFDZIJDE aan. Wanneer het toestel
detecteert dat de spanning tussen H en N 0VAC is, gaat de
HOOFDZIJDE uit.
STROOM IN
C.2 Wanneer het toestel detecteert dat de spanning tussen
C en N 230VAC is, gaat de KAMERZIJDE aan volgens de
temperatuurcurve. Wanneer het toestel detecteert dat de spanning
tussen C en N 0VAC is, gaat de KAMERZIJDE uit.
C.3 Wanneer het toestel detecteert dat H-N en C-N 0VAC is,
schakelt het toestel uit.
C.4 Wanneer het toestel detecteert dat H-N en C-N 230VAC is,
schakelen zowel de HOOFDZIJDE als de KAMERZIJDE aan.
OPMERKING:
1. De bedrading van de thermostaat dient overeen te komen
met de instellingen van de gebruikersinterface. Raadpleeg 10.7
L
L
Instellingen/Kamerthermostaat.
N
N
2 De stroomtoevoer van het apparaat en de kamerthermostaat
moeten aangesloten zijn op dezelfde nulleiding (L2) en faseleiding
(alleen voor 3-richtingsklep).
Procedure
1 Sluit de kabel aan op de juiste terminalen zoals getoond in de
afbeelding.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders aan de bevestiging voor
kabelbinders om trekbelasting te voorkomen.
Voor bijverwarming:
4
TBH
BIJVERWARMING VOOR KETEL
BEDIENINGSSIGNAAL
UITLAAT
Aansluiting van de kabel van de bijverwarming is afhankelijk
van de toepassing. Deze bedrading is alleen nodig als de
huishoudelijke warmwaterketel is geïnstalleerd. Alleen het
toestel zendt een AAN/UIT-signaal naar de bijverwarming.
Er is een extra circuitonderbreker en een daarvoor bestemde
terminaal nodig voor de stroom toevoer van de bijverwarming.
Zie ook "8 Voorbeelden van typische toepassingen" en "10.7
Instellingen Bediening huishoudelijke warmwaterketel" voor
meer informatie.
34
Spanning
5
N
N
Maximale stroomsterkte
Draadgrootte
Signaaltype
bedieningspoort
220-240VAC
0,2A
2
0,75 mm
Type 2