5.14.6 ANDERE SETUP
13:WERK MODUS
Ga naar het menu "05:ANDERE SETUP" om de instellingen te configureren.
Optie
01:UITSCH.OPTIES
03:End uitg mode
05:BEVEST. ALARM
07:RPT BEV. ALARM
08:ING. VERTR. 1
09:ING. VERTR. 2
10:Alarm Vertr.
D-306908 PowerMaster-10/30 G2 Installatiehandleiding
⋅⋅⋅
05:ANDERE SETUP
Programmeer instructies
Bepaalde reglementen vereisen dat wanneer het systeem ingeschakeld is in de modus
INGESCHAKELD, het niet van buiten het huis uitgeschakeld kan worden (zoals met een
keyfob) voordat het beschermde pand is betreden en een zone met inloopvertraging
geactiveerd is. Om aan deze eis te voldoen, biedt de PowerMaster u de volgende
configureerbare opties om het systeem uit te schakelen:
altijd (standaard), het systeem kan op elk ogenblik met elk apparaat worden uitgeschakeld.
inloop keyfob – tijdens de inloopvertraging kan het systeem alleen worden uitgeschakeld met
een keyfob of prox-tag.
inloop tot BP – tijdens de inloopvertraging met code, kan het systeem alleen via het keypad
van de PowerMaster worden uitgeschakeld.
inloop alles – Tijdens de inloopvertraging kan het systeem op ieder moment worden
uitgeschakeld met een code, via het keypad van de PowerMaster of met een keyfob.
De tijd voor de uitloopvertraging kan verder aangepast worden volgens uw verkozen
uitlooproute. De Centrale biedt u de volgende opties voor de "Uitgangsmodus":
A: "normaal (standaard) – De uitloopvertraging is precies zoals gedefinieerd.
B: "restart>terugk" – De uitloopvertraging herstart wanneer de deur opnieuw geopend wordt
tijdens de uitloopvertraging. De herstart gebeurt maar één keer. De uitloopvertraging
herstarten is handig als de gebruiker direct weer binnenkomt om iets te pakken wat hij
vergeten is.
C: "laatste deur" – De uitloopvertraging verloopt (eindigt) automatisch wanneer de
uitgangsdeur gesloten is, zelfs als de gedefinieerde uitloopvertraging tijd niet volledig
verstreken is.
Opties: normaal (standaard); restart>terugk. en laatste deur.
Bepaal een specifieke tijdsperiode waarbinnen, als 2 opeenvolgende alarmen worden
gegeven, het tweede alarm als een bevestigd alarmzal worden beschouwd (zie RPT CNFM
ALRM, hierna).
Opties: Uitgeschakeld (standaard in de VS); in 30/45/60 (standaard)/90 minuten
Bepaal of het systeem een bevestigd alarm zal melden.
niet melden (standaard) – Het systeem zal een bevestigd alarm niet melden.
aan+overbr. – Het systeem zal een bevestigd alarm melden en alle open zones met alarm
overbruggen wanneer de sirene stopt of de timer voor de bevestiging afloopt.
wel melden – Het systeem zal een bevestigd alarm melden.
Twee verschillende inloopvertragingen laten de gebruiker toe een beschermde plaats binnen
te gaan (terwijl het systeem aan staat) via 2 specifieke toegangsdeuren en routes zonder een
alarm te veroorzaken.
Na het binnenkomen moet de gebruiker de centrale uitschakelen voordat de inloopvertraging
is verstreken. Trage waarschuwingspiepjes beginnen te klinken zodra er ingeschakeld is, tot
de laatste 10 seconden van de vertraging, waarin het tempo van het piepen toeneemt.
Locaties 1 (vertraagd 1) en 2 (vertraagd 2) laten u toe de duur van deze vertragingen te
programmeren.
Opties: 00/15 (INLOOPVERTRAGING 2 standaard)/30 (INLOOPVERTRAGING 1 standaard)
/45/60 seconden; 3/4 minuten
De PowerMaster kan zo worden geconfigureerd dat een alarm met vertraging aan de
meldkamer wordt gemeld (niet van toepassing voor alarmen van de zones BRAND, 24U STIL
ALARM en NOODSITUATIE). Tijdens deze vertragingsperiode klinkt de sirene maar wordt
geen alarm gemeld. Als de gebruiker het systeem binnen de vertragingstijd uitschakelt, wordt
het alarm afgebroken. Hier kunt u deze functie activeren en het interval "Hersteltijd" selecteren.
Opties: in 00 (standaard in de VS)/15/30(standaard)/45/60 seconden; in 2/3/4 minuten
5. PROGRAMMEREN
81