ADAPTIVE cRUISE cONTROL
a
3
2
4
b
Bedieningsknoppen
5 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 Schakelaars voor:
a Inschakelen, in het geheugen opslaan
en verhogen van de ingestelde snel-
heid (+) ;
b Verlagen van de ingestelde snelheid (-)
3 Inschakelen met oproepen van de inge-
stelde snelheid (R).
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen)
(O).
6 De volgafstand instellen
(2/7)
Inschakelen
Druk op de schakelaar 5. Het groene con-
trolelampje gaat branden en de bood-
schap "Adaptieve regelaar" verschijnt op het
instrumentenpaneel met streepjes om aan
te geven dat de functie is ingeschakeld en
wacht op het opslaan van een snelheid.
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
ongeveer 50 km/u) drukt u op de schake-
laar 2 aan de kant van a (+): de functie
wordt ingeschakeld en de actuele snelheid
wordt opgeslagen.
5
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling van de functie wordt be-
vestigd doordat het bericht "Adaptieve re-
gelaar" verschijnt en het controlelampje
oplicht. Als u de functie wilt inschake-
len terwijl u trager dan 50 km/u of harder
dan 140 km/u of, afhankelijk van de auto,
150 km/u rijdt, verschijnt het bericht "Snelh
ongeldig" en blijft de functie inactief.
De volgafstand instellen
Door herhaaldelijk op de schakelaar 6 te
drukken, kunt u de volgafstand instellen.
6
2.59