FUNcTIE STOP AND START
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
– de achteruitversnelling is ingeschakeld;
– de motorkap niet is vergrendeld;
– het bestuurdersportier niet is gesloten;
– de autogordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt;
– de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
– de accu onvoldoende geladen is;
– het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
– de parkeerhulp is ingeschakeld;
– de hoogte is te groot;
2.8
(3/4)
– de helling is te steil voor auto's met auto-
matische transmissie;
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "thermostati-
sche airconditioning" in hoofdstuk 3);
– de motortemperatuur is te laag;
– de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
of
– ...
Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel en geeft aan dat
de motor niet in stand-by kan gaan.
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Bijzonderheden van de auto's
met een RENAULT-kaart
Als de bestuurder, terwijl de motor is afge-
zet (verkeersopstopping, stilstaan voor een
stoplicht enz.), zijn gordel losmaakt en het
bestuurdersportier opent, of uit zijn stoel
komt, wordt het contact verbroken.
De automatische parkeerrem zet zich auto-
matisch vast.
Om weer weg te rijden en het Stop and Start-
systeem weer in te schakelen, drukt u op de
verschijnt
startknop (raadpleeg de paragraaf "Starten,
stoppen van de motor" in hoofdstuk 2).