SNELHEIDSREGELAAR
Inschakelen
Druk op schakelaar 1 aan
.
Het groene controlelampje (
den en de boodschap "Controleer regelaar"
verschijnt op het instrumentenpaneel met
streepjes om aan te geven dat de snelheids-
regelaar is ingeschakeld en wacht op het op-
slaan van een snelheid.
(2/4)
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake-
laar 2 aan de kant van a (+): de functie
wordt ingeschakeld en de actuele snelheid
wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling van de functie wordt
bevestigd doordat de ingestelde snelheid
in het groen wordt getoond, de boodschap
"Controleer regelaar" verschijnt en het con-
trolelampje
1
Als u de functie probeert in te schakelen
wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver-
schijnt de boodschap "Snelh ongeldig" en
blijft de functie uitgeschakeld.
) gaat bran-
oplicht.
a
2
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
2.55