Oliedruk
De oliedruk wordt gemonitord via een drukschakelaar op de die-
selmotor. De monitoringfunctie wordt 60 seconden na de start van
de motor geactiveerd. Als de oliedruk te laag wordt, gaat het con-
trolelampje "LAGE OLIEDRUK" na een korte vertragingstijd bran-
den. Op het scherm wordt het bericht "Oliedruk laag" getoond en
de digitale uitgang AR2 wordt geactiveerd. Bij lage oliedruk wordt
de motor niet gestopt. De storingsmelding moet handmatig wor-
den teruggesteld door op [R] te drukken.
De sensorverbinding van de drukschakelaar kan tevens op
draadbreuk en kortsluiting worden gemonitord. Bij een storing in
de sensorkabel wordt het alarmbericht "Alarm, oliedruk" op het
scherm getoond en wordt de digitale uitgang AR2 geactiveerd.
Wanneer er geen storing meer is, wordt de storingsmelding auto-
matisch teruggesteld.
Motortemperatuur
De temperatuur wordt via een thermische schakelaar op de motor
gemonitord. De monitoringfunctie wordt 10 seconden na de start
van de motor geactiveerd. Als de koelvloeistoftemperatuur van de
motor te hoog is, gaat het controlelampje "MOTOR OVERVER-
HIT" na een korte vertragingstijd branden. Op het scherm wordt
het bericht "Motortemp." getoond en wordt de digitale uitgang
AR2 geactiveerd. De motor wordt bij een te hoge temperatuur
niet gestopt. De storingsmelding moet handmatig worden terug-
gesteld door op [R] te drukken.
De sensorverbinding van de thermische schakelaar kan tevens
op draadbreuk en kortsluiting worden gemonitord. Bij een storing
in de sensorkabel wordt het alarmbericht "Motor temp." op het
scherm getoond en wordt de digitale uitgang AR2 geactiveerd.
Wanneer er geen storing meer is, wordt de storingsmelding auto-
matisch teruggesteld.
Het koelwaterdebiet
Het debiet in het koelwatercircuit wordt door een debietschake-
laar gemonitord. Als er geen debiet is, gaat het gele controle-
lampje "KOELWATER ALARM" branden en wordt de digitale uit-
gang AR2 geactiveerd. De motor wordt niet gestopt als er geen
debiet in het koelwatercircuit is. De storing moet handmatig wor-
den teruggesteld door op [R] te drukken.
Peil brandstoftank
Het brandstofpeil in de dieseltank wordt gemonitord.
Als het peil in de brandstoftank tot beneden 70 % daalt, gaat het
controlelampje "BRANDSTOFRESERVE" branden. Op het
scherm wordt het bericht "Brandstofreserve"getoond en wordt de
digitale uitgang AR2 geactiveerd. Wanneer het peil tot boven
75 % stijgt, wordt de storingsmelding automatisch teruggesteld.
6
Stand van brandstofklep
De stand van de brandstofklep wordt gemonitord. Wanneer de
brandstofklep gesloten is, is het contact bij de inlaat open. Op het
scherm wordt het alarmbericht "Klep gesloten"getoond en brandt
het gele controlelampje "KLEP GESLOTEN". De digitale uitgang
AR2 wordt tevens geactiveerd. Wanneer er geen storing meer is,
wordt de storingsmelding automatisch teruggesteld.
De sensorkabel voor het monitoren van de brandstofklepstand
kan tevens op draadbreuk en kortsluiting worden gemonitord.
Bij een storing in de sensorkabel wordt het alarmbericht "Alarm,
klep gesloten" in het scherm getoond en wordt de digitale uitgang
AR2 geactiveerd. Wanneer er geen storing meer is, wordt de sto-
ringsmelding automatisch teruggesteld.
Vloeistofpeil in de aanvoertank
Het peil in de aanvoertank kan worden gemonitord door een peil-
schakelaar te plaatsen. Als het peil tot beneden een bepaalde
waarde zakt, omdat er bijvoorbeeld een lek zit in het systeem,
wordt de motor gestart. De digitale uitgangen AR1 en AR2 wor-
den geactiveerd. Wanneer er geen storing meer is, wordt de sto-
ringsmelding automatisch teruggesteld. Er moet zijn voorzien in
een aanvoertank, als er sprake is van een negatieve inlaatdruk of
van andere situaties die in de EN 12845- of ANPI-voorschriften
zijn bepaald.
De sensorkabel voor het starten van de pompeenheid door de
peilschakelaar in de aanvoertank kan ook op draadbreuk en kort-
sluiting worden gemonitord. Bij een storing in de kabel wordt het
alarmbericht "Alarm, tankniveau" in het scherm getoond en wordt
de digitale uitgang AR2 geactiveerd. Wanneer er geen storing
meer is, wordt de storingsmelding automatisch teruggesteld.
Optioneel verwarmingselement voor koelwater
De zekering van het verwarmingselement voor koelwater wordt
gemonitord. Als de zekering doorslaat, gaat het controlelampje
"KOELWATER ALARM" branden. Op het scherm wordt het
bericht "Kortsluiting verwarming"getoond en wordt de digitale uit-
gang AR2 geactiveerd. Wanneer er geen storing meer is, wordt
de storingsmelding automatisch teruggesteld.
Externe voorzieningen
U kunt via de regelaar een externe voorziening monitoren, zoals
een afsluiter. U kunt hiervoor de digitale ingang DI11 gebruiken.
Als het contact gesloten is, wordt het alarmbericht "Externe sto-
ring" in het scherm weergegeven. De storingsmelding moet hand-
matig worden teruggesteld door op [R] te drukken.