Storing
3. De motor start niet in
automatische modus na
zes startpogingen.
4. De motor start niet in de
handmatige modus
ondanks de voeding.
5. De motor is in bedrijf,
maar er wordt een waar-
schuwingsmelding gege-
ven.
6. Motor blijft in bedrijf, ook
al is [STOP] ingedrukt.
Mogelijke oorzaak
a) Mogelijke oorzaken die onder 2b) tot d) zijn
genoemd.
De controlelampen "START MISLUKT" en "ALS
LAMP BRANDT MOET DE HANDSTART WOR-
DEN GEBRUIKT" branden en het bericht "Start
mislukt" wordt op het scherm getoond.
b) De duur van de startpogingen en het tijdsinterval
tussen de startpogingen zijn onjuist ingesteld.
De controlelampen "START MISLUKT" en "ALS
LAMP BRANDT MOET DE HANDSTART WOR-
DEN GEBRUIKT" branden en het bericht "Start
mislukt" wordt op het scherm getoond.
a) Brandstofklep gesloten. Controlelampje "KLEP
GESLOTEN" brandt.
b) Geen brandstof in de brandstoftank.
Controlelampje "BRANDSTOFRESERVE" brandt
en het bericht "Brandstofreserve"wordt in het
scherm getoond.
a) De oliedruk is te laag vanwege het lage oliepeil of
onjuiste olie (onjuiste viscositeit).
Het controlelampje "OLIEDRUK LAAG" brandt en
het bericht "Oliedruk laag"wordt op het scherm
getoond.
b) Motortemperatuur te hoog.
Het controlelampje "MOTOR OVERVERHIT"
brandt en het bericht "Motorttemp."wordt in het
scherm getoond.
c) Onvoldoende batterijspanning.
Eén van de controlelampen "DEFECT BATTERIJ/
BATTERIJLADER" brandt en het bericht "Storing,
batterij 1"of "Storing, batterij 2" wordt op het
scherm getoond.
d) Onvoldoende laadspanning.
Eén van de controlelampen "DEFECT BATTERIJ/
BATTERIJLADER" knippert en het bericht "Sto-
ring, batterij 1"of "Storing, batterij 2" wordt op het
scherm getoond.
e) Geen voeding of lage spanning.
Het controlelampje "NET DEFECT" brandt en het
bericht "Voeding" wordt op het scherm getoond.
f)
Brandstoftekort (peil < 70 %).
Het controlelampje "BRANDSTOFRESERVE"
brandt en het bericht "Brandstofreserve"wordt in
het scherm getoond.
g) Verwarmingselement voor koelwater.
Het controlelampje "KOELWATER ALARM" brandt
en het bericht "Kortsl. verwarming" wordt op het
scherm getoond.
a) Afsluiter defect.
b) De kabel naar de afsluiter is defect of onjuist aan-
gesloten.
Oplossing
Observeer de waarschuwingsmeldingen op het
scherm en via de controlelampen. Verhelp de
oorzaak. Stel de waarschuwingsmeldingen die
handmatig teruggesteld moeten worden, weer
terug door op [R] te drukken. Als de motor als-
nog niet automatisch opstart, start u de pom-
peenheid met de noodstarttoets.
Wijzig de instellingen. Zie paragraaf
8.2.5 Interval van startpogingen
startpogingen. Stel het waarschuwingsbe-
van
richt "Start mislukt" terug met [R]. Als de motor
alsnog niet automatisch opstart, start u de pom-
peenheid met de noodstarttoets.
Open de brandstofklep.
Vul de brandstoftank en ontlucht deze zo nodig.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor
de dieselmotor of de brandstoftank.
Voeg olie bij of ververs deze. Zie de
installatie- en bedieningsinstructies voor de die-
selmotor.
Controleer het koelwaterpeil en voeg zo nodig
koelwater toe. Zie de installatie- en bedienings-
instructies voor de dieselmotor.
Test het vermogen van de batterijen. Vervang de
batterijen, indien defect. Controleer of de zeke-
ring van batterij 1 of 2 (F4 of F5) is doorgesla-
gen. Schakel deze zo nodig in.
Test het functioneren van de laders. Vervang de
laders als deze defect zijn. Controleer of de
zekering van lader 1 of 2 (F2 of F3) is doorge-
slagen. Schakel deze zo nodig in.
Controleer de voeding en herstel deze zo nodig.
Vul de tank met diesel. Zie de installatie- en
bedieningsinstructies voor de dieselmotor of de
brandstoftank.
Controleer of het verwarmingselement voor
koelwater functioneert. Vervang het verwar-
mingselement als dit defect is.
Stop de motor door de brandstofklep te sluiten.
Vervang de afsluiter.
Controleer de verbinding conform paragraaf
aansluiting. Test de kabel en
10.2 Elektrische
vervang deze zo nodig.
en
8.2.6 Duur
25