9. Levering, verplaatsing en opslag
Controleer de regelaar zorgvuldig bij de afleve-
N.B.
ring, en verplaats en sla deze op op de juiste
wijze, voordat u deze installeert.
Als de regelaar nog niet op de pompeenheid is bevestigd, wordt
deze vanuit de fabriek in een open houten krat op een pallet gele-
verd.
De regelaar mag uitsluitend in de verpakking
Voorzichtig
worden verplaatst. Gebruik uitsluitend geschikte
hijsapparatuur, die in een goede staat verkeert.
Ter voorkoming van schade aan de regelaar dient u de regelkast
in de verpakking te houden tot u deze installeert.
Opslagtemperatuur:
0-50 °C.
Relatieve luchtvochtigheid: 95 %, zonder condensatie.
10. Installatie
Waarschuwing
De regelaar moet in overeenstemming met de
lokale voorschriften en door gekwalificeerd per-
soneel worden geïnstalleerd en aangesloten.
10.1 Mechanische installatie
Waarschuwing
In een potentieel explosiegevaarlijke omgeving is
installatie en bedrijf niet toegestaan.
Waarschuwing
De regelkast moet zo worden geplaatst, dat het
water uit de pomp of het leidingwerk geen gevaar
kan vormen.
Gebruik uitsluitend geschikte hijsapparatuur, die
in een goede staat verkeert. Takel de regelkast
Voorzichtig
altijd op met gebruikmaking van hijsogen.
Sluit de kastdeur voordat u de regelkast ver-
plaatst.
De regelkast kan alleen binnen worden geïnstalleerd. Deze mag
niet worden blootgesteld aan rechtstreeks zonlicht en moet op
een droge, goed verluchte en vorstvrije plaats worden gezet.
De regelaar moet zo dicht mogelijk bij de pomp worden gezet en
in het zicht van de pompeenheid. De maximale kabellengte is
30 m. Zorg dat er voldoende ruimte is voor de installatie van en
toegang tot de regelaar; zorg dat de regelkast op de juiste hoogte
is geïnstalleerd. Controleer of er voldoende luchtcirculatie is voor
de koeling.
Er zijn twee bevestigingsopties:
1. bevestiging aan de muur;
2. bevestiging op de brandstoftank.
Bevestiging aan de muur
Bevestig de regelkast met schroeven aan de muur, nabij de pom-
peenheid. Boor gaten in de muur conform de boorsjabloon op de
achterkant van de regelkast en gebruik pluggen en schroeven
van de juiste grootte.
Waarschuwing
Zorg dat u geen bedrading of water-/gasleidingen
beschadigt wanneer u gaten boort. Zorg boven-
dien voor een veilige plaatsing.
Bevestiging op de brandstoftank
Door Grundfos geleverde pompeenheden beschikken over een
speciale regelkasthouder op de brandstoftank. Monteer de regel-
kast op de houder met geschikte schroeven en moeren.
10.2 Elektrische aansluiting
Waarschuwing
U dient er tijdens de elektrische installatie zeker
van te zijn dat de voedingspanning niet per onge-
luk kan worden ingeschakeld.
Voer de elektrische aansluiting uit in overeenstemming met de
lokale voorschriften.
Controleer of de voedingspanning en -frequentie overeenkomen
met de waarden die op het typeplaatje vermeld staan.
Waarschuwing
De elektrische installatie dient door een erkend
installateur te worden uitgevoerd in overeen-
stemming met de lokale regelgeving en het bijbe-
horende aansluitschema.
Procedure
•
De netstroomkabel moet een afmeting hebben conform de
overeenkomstige normen, en de installatie moet van zekerin-
gen zijn voorzien die overeenkomen met de kabeldoorsnedes.
Sluit de netstroomkabel aan op de hoofdschakelaar. De aard-
geleiding moet via de aardgeleidingsschroef worden aange-
sloten.
•
Sluit drukschakelaar 1 aan op klem 81 en 82 en sluit druk-
schakelaar 2 aan op klem 83 en 84 in de regelkast.
•
Als het de bedoeling is dat de status- en alarmmeldingen aan
een gebouwbeheersysteem worden doorgegeven, dient u de
volgende digitale uitgangen te gebruiken:
Signaal
Pomp in bedrijf
Algemeen alarm
Keuzeschakelaar
Start mislukt
Regelaar defect
•
Als er een peilschakelaar aanwezig is om de pomp te starten
indien het peil in de aanvoertank tot beneden een bepaald
niveau daalt, moet u de peilschakelaar aansluiten op klem 85
en 86.
•
Als het de bedoeling is dat de ventilatieroosters worden
bestuurd en aangedreven door de regelaar, sluit u de motor
van de ventilatieroosters aan op klem L3 en N. Sluit de sig-
naalkabels aan op klem 98 en 99.
•
Als er een motorvoorverwarming nodig is, sluit u het verwar-
mingselement voor koelwater op klem L2 en N en de thermos-
taatkabel op klem 96 en 97.
Klem
30-33
34-37
38-40
41-43
44-46
15