Besturen van de omvormer via de I/O-interface
De onderstaande tabel geeft aan hoe de omvormer kan worden bestuurd via de
digitale en analoge ingangen, wanneer:
• het opstarten van de motor is uitgevoerd en
• de default (standaard) parameterinstellingen geldig zijn.
Displays van het Basis-bedieningspaneel worden als voorbeeld getoond.
Als u de draairichting moet wijzigen, controleer dan of
parameter 1003 DRAAIRICHTING ingesteld is op 3
(VERZOEK).
Zorg dat de besturingsaansluitingen zijn uitgevoerd
volgens het aansluitschema voor de ABB standaard
macro.
Zorg dat de omvormer naar afstandsbesturing is
geschakeld. Druk op toets
tussen afstandsbesturing en lokale besturing.
DE MOTOR STARTEN EN HET TOERENTAL REGELEN
Start door digitale ingang DI1 in te schakelen.
Basis-bedieningspaneel: De tekst FWD begint snel te
knipperen en stopt nadat het setpoint bereikt is.
Assistent-bedieningspaneel: De pijl begint te draaien.
Hij is gestippeld totdat het setpoint bereikt is.
Regel de uitgangsfrequentie van de omvormer
(motortoerental) door de spanning van analoge
ingang AI1 aan te passen.
DE DRAAIRICHTING VAN DE MOTOR WIJZIGEN
Achterwaartse draairichting: Schakel digitale ingang
DI2 in.
Voorwaartse draairichting: Schakel digitale ingang
DI2 uit.
Schakel digitale ingang DI1 uit. De motor stopt.
Basis-bedieningspaneel: De tekst FWD begint
langzaam te knipperen.
Assistent-bedieningspaneel: De pijl stopt met
draaien.
VOORAFGAANDE INSTELLINGEN
om te schakelen
LOC
REM
DE MOTOR STOPPEN
Opstarten en besturing via I/O 31
Zie de sectie
Standaard I/O-
aansluitschema
op pagina 18.
Bij afstandsbediening vertoont
het paneeldisplay de tekst
REM.
REM
OUTPUT
500
REM
OUTPUT
500
REM
OUTPUT
500
REM
OUTPUT
REM
OUTPUT
00
.
Hz
FWD
.
Hz
FWD
.
Hz
REV
.
Hz
FWD
00
.
Hz
FWD