Verlichting
Rijverlichting ................................ 83
Binnenverlichting ......................... 86
Verlichtingsfuncties ...................... 88
Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
= Uit
7
= Stadslichten
0
9 P = Dimlicht of grootlicht
AUTO = Automatisch dimlicht
= Mistlampen
>
= Mistachterlicht
r
Controlelamp grootlicht P 3 78.
Controlelamp dimlicht 9 3 78.
Verlichting
Automatische verlichting
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem afhanke‐
lijk van het omgevingslicht tussen het
dagrijlicht (voor zover aanwezig) en
de koplampen.
Om veiligheidsredenen moet de licht‐
schakelaar altijd in stand AUTO blij‐
ven.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
83