120
Rijden en bediening
Snelheid verhogen
Na het activeren van de cruisecontrol
kan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verhoogd door scha‐
kelaar < ingedrukt te houden of er
steeds op te tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Ook kunt u tot de gewenste snelheid
optrekken en deze met schakelaar
< opslaan.
Snelheid verlagen
Na het activeren van de cruisecontrol
kan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verlaagd door scha‐
kelaar ] ingedrukt te houden of er
steeds op te tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Uitschakelen
Schakelaar § indrukken: cruisecon‐
trol wordt gedeactiveerd en de
groene controlelamp m dooft op het
instrumentenpaneel.
Automatisch uitschakelen:
■ rijsnelheid daalt tot onder 30 km/u,
■ het rempedaal wordt ingetrapt,
■ het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt,
■ keuzehendel in stand N.
De snelheid wordt opgeslagen en een
bijbehorend bericht verschijnt in het
driver information center.
Opgeslagen snelheid hervatten
Schakelaar R bij een snelheid van
meer dan 30 km/u indrukken.
Als de opgeslagen snelheid veel ho‐
ger dan de huidige snelheid is, trekt
de auto krachtig op totdat de opge‐
slagen snelheid bereikt is.
Opgeslagen snelheid wissen
Schakelaar m indrukken: Groene
controlelampen U en m doven op de
instrumentengroep.
Snelheidsbegrenzer
cruisecontrol
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde maxi‐
mumsnelheid boven 30 km/u over‐
schrijdt.
Inschakelen
Schakelaar U indrukken, controle‐
lamp U licht geel op in de instrumen‐
tengroep.
De functie snelheidsbegrenzer cruise
control staat nu in de standby-stand
en er verschijnt een bijbehorende
melding Driver Information Center.