160
Verzorging van de auto
Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de ach‐
terkant. Het sleepoog vooraan
mag alleen worden gebruikt om te
slepen. Het is niet geschikt om een
voertuig te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot
op te heffen en remlichten, claxon en
voorruitwissers te kunnen bedienen.
Schakel het luchtveringssysteem uit
3 107.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Als Neutraal op voertuigen met MTA
niet kan worden geselecteerd, de
auto alleen trekken met de aandrijf‐
wielen van de grond.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐
nen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat rem‐
men en sturen aanmerkelijk zwaar‐
der.
Om uitlaatgassen buiten de slepende
auto te houden het recirculatiesys‐
teem inschakelen en de ruiten sluiten.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Na het wegslepen sleepoog los‐
draaien en afdekkap terugplaatsen.
Andere auto slepen
Sleepkabel – beter is een sleep‐
stang – aan het achterste sleepoog
bevestigen, nooit aan de achteras of
achterwielophanging.
Achterste sleepoog alleen gebruiken
om de auto weg te slepen en niet om
deze te bergen.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐
nen de auto beschadigen.