80
Instrumenten en bedieningsorganen
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
■ Bij gebruik van de richtingaanwij‐
zers.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet
wordt gedragen.
■ Bij aangetrokken handrem vanaf
een bepaalde snelheid.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
■ Als de auto een geautomatiseerde
versnellingsbak heeft en de koppe‐
lingstemperatuur te hoog is.
■ In auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak; als er een portier
open is terwijl de versnelling niet in
neutraal staat. Een bijbehorend be‐
richt verschijnt in het Driver Infor‐
mation Center.
■ Als de snelheid korte tijd een be‐
paalde limiet overschrijdt.
■ Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur.
■ Tijdens het in- en uitschakelen van
de alarmbewaking van de kanteling
van de auto.
Bij het parkeren van de auto en/
of het openen van het
bestuurdersportier
■ Als de contactsleutel nog in het
contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.
■ Als de auto een geautomatiseerde
versnellingsbak heeft, de neutrale
stand niet is geselecteerd of het
rempedaal niet wordt bediend.
Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden.
Afhankelijk van het specifieke model
zijn de volgende functies te selecte‐
ren door een van beide knoppen op
het uiteinde van de wisserhendel
meerdere malen in te drukken:
■ Brandstofverbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik