108
Rijden en bediening
Als er meer rijhoogte of een betere
toegang tot de auto gewenst is, kan
het veringssysteem met de afstands‐
bediening omhoog of omlaag worden
gezet.
De afstandsbedieningsmodule is
magnetisch en kan aan elk metalen
gedeelte van de auto worden beves‐
tigd.
Verstel de hoogte van het veringssys‐
teem door met ingeschakeld contact
2 seconden op de juiste knop te druk‐
ken. Het controlelampje knippert bij
het verstellen van de hoogte zo nu en
dan en licht na afloop ervan op.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Voorgeprogrammeerde
instellingen
Verstelt de hoogte van het verings‐
systeem naar een van de drie voor‐
geprogrammeerde standen. De
knoppen werken alleen wanneer de
motor draait.
l = lage stand
k = normale stand
j = hoge stand
Handmatige instellingen
Handmatig verstellen is alleen moge‐
lijk wanneer de auto stil staat.
Selecteren door 2 seconden op knop
h te drukken, dan op knop R voor
omhoog zetten of knop S om te laten
zakken.
Druk op een van de voorgeprogram‐
meerde knoppen om af te sluiten.
Wanneer de auto rijdt, wordt hand‐
matig verstellen automatisch afgeslo‐
ten. Als het contact is uitgeschakeld,
gaat de auto terug naar de normale
rijhoogte wanneer het contact weer
wordt ingeschakeld.
Onderhoudsmodus
U zet de auto in de onderhoudsmo‐
dus door de knopi gedurende
5 seconden in te drukken. Het con‐
trolelampje licht op. Na het activeren
van de onderhoudsmodus moet de
hoofdschakelaar van de luchtvering
worden uitgeschakeld.
U sluit de onderhoudsmodus af door
de knop i nogmaals gedurende
5 seconden in te drukken.
Storing
Bij het vaststellen van een storing
gaat de knop i soms knipperen. Als
er na het activeren van de onder‐
houdsmodus een storing is, gaan de
knoppen h, S en R tegelijkertijd
knipperen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.