Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen zo ver mogelijk
vooraan en gelijkmatig verdeeld in
de laadruimte plaatsen. Bij stapel‐
bare voorwerpen de zwaarste voor‐
werpen onderaan leggen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan
de sjorogen vastzetten 3 59.
■ Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden tegen
te gaan.
■ De bagage mag de bediening van
pedalen, handrem, schakelhendel
en de bewegingsvrijheid van de be‐
stuurder niet belemmeren. Geen
losse voorwerpen in het interieur
leggen.
■ Niet met een geopende achterklep
rijden. Bovendien is de kenteken‐
plaat alleen goed zichtbaar en ver‐
licht met gesloten deuren.
■ Het nuttig draagvermogen is het
verschil tussen het maximaal toe‐
laatbare totaalgewicht van de auto
(zie typeplaatje 3 169) en het EU-
leeggewicht van de auto.
Noteer de gegevens van uw auto in
de gewichtstabel voorin deze hand‐
leiding om het EU-leeggewicht te
berekenen.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐
hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de
zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het
hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
■ De toegestane dakbelading
(waarin het gewicht van de dakdra‐
ger is inbegrepen) is 200 kg voor
standaard dakvarianten. De dakbe‐
lasting is de som van het gewicht
van het dakdragersysteem en de
lading.
Opbergen
63