12. SETUP
In het SETUP-menu worden verschillende basisfuncties van
het mengpaneel ingesteld. Daar horen bijv. het vastleggen van
de Wordclock-bron, diverse gebruikerspecifieke instellingen, het
bedienen van de geïntegreerde testoscillator enz. bij.
12.1 FS CLOCK-pagina
Bij het gebruik van de digitale aansluitingen AES/EBU, TDIF of
®
ADAT
moeten alle aangesloten apparaten met dezelfde Sample
Rate werken. Daarbij heeft één apparaat de functie van "Master"
voor het gehele systeem, waaraan alle overige apparaten als
"Slaves" ondergeschikt zijn. Anders kunnen er klikgeluiden in het
audiosignaal, niveauveranderingen, ja zelfs harde piekstoringen
optreden.
+
De S/PDIF-ingang van het DDX3216-paneel is een
uitzondering op de boven aangehaalde regel, omdat
deze van een Sample Rate-omzetter is voorzien,
die S/PDIF-signalen met een frequentie van 32 tot
50 kHz kan verwerken, en wel onafhankelijk van
het feit, of deze met het mengpaneel zijn gesyn-
chroniseerd of niet.
De interne kloksignaalgenerator van het DDX3216-paneel (44,1
of 48 kHz) kan met Wordclock- of digitale signalen van buitenaf
worden gesynchroniseerd. Voor de invoer van deze signalen
gebruikt u de apart verkrijgbare I/O-modules.
+
De uitzondering hierop vormt de apart verkrijgbare
TDIF-module. Hiermee kan een Wordclock-signaal
alleen vanuit het paneel aan de aangesloten
apparaten worden doorgegeven. Het DDX3216-
paneel kan niet via een aan een TDIF-module
aangesloten apparaat worden gesynchroniseerd.
Wanneer het DDX3216-paneel niet van I/O-modules is voorzien,
richt het zich over het algemeen naar zijn eigen interne
kloksignaalgenerator met een frequentie van 44,1 kHz of 48 kHz.
Deze configuratie werkt ook in combinatie met de meeste DAT-,
Minidisc- en CD-recorders: Bij een opname worden deze aan de
S/PDIF-uitgang automatisch als Slaves geconfigureerd.
Bij het aansluiten van Digital-Recorders c.q. effectapparaten
aan een apart verkrijgbare I/O-module dient men één apparaat
als "Master" te specificeren en alle overige apparaten als
"Slaves". Over het algemeen wordt het mengpaneel daarbij zo
ingesteld dat het met de interne kloksignaalgenerator (44,1 of
48 kHz) samenwerkt en alle aangesloten apparaten via een
Wordclock-verbinding als "Slaves" bestuurt. De Wordclock-
uitgang van het mengpaneel wordt daarbij met de Wordclock-
ingang van de aangesloten apparaten verbonden. Deze moeten
dan alleen nog voor de synchronisatie met een "externe
kloksignaalgenerator" worden ingesteld.
Het kan voorkomen, dat bepaalde apparaten het Wordclock-
formaat niet ondersteunen of geen Wordclock-aansluiting
hebben. Dergelijke apparatuur kan echter over het algemeen
wel met behulp van de gebruikte digitale interface worden
gesynchroniseerd.
Afb. 12.1: FS CLK-pagina in het SETUP-menu
Bij bepaalde toepassingen kan het nodig zijn, het mengpaneel
met een externe kloksignaalgenerator te synchroniseren (bijv. bij
videotoepassingen). In een dergelijk geval kunt u op de pagina
FS CLOCK van het SETUP-menu met de Master Controllers 1 of 2
een andere Clock-bron instellen. U komt in dit menu via de SETUP-
toets in het linker besturingsveld. Het display informeert u, of de
46
gekozen bron beschikbaar is en met welke Sample Rate c.q. hoe
nauwkeurig deze bron werkt. De nauwkeurigheid (ACCURACY)
van de Clock-bron wordt in PPM (Parts Per Million) weergegeven.
Hoge (boven 50) of snel wisselende waarden zijn mogelijk te
herleiden tot problemen met de Clock-Master c.q. met de verbinding.
+
De verandering van de Clock-instelling wordt pas
na het indrukken van de ENTER-toets actief.
12.2 Testoscillator
De geïntegreerde testoscillator wordt met behulp van de OSC
GEN-pagina in het SETUP-menu bestuurd. Hiermee worden
ingangen en aangesloten apparatuur gecontroleerd en ingesteld
en bovendien witte en roze ruis voor de luidsprekerkalibratie
gegenereerd.
Afb. 12.2: OSC GEN-pagina in het SETUP-menu
Met Master Controller 1 (SOURCE) selecteert u het gewenste
testsignaal. U heeft de volgende opties: sinustonen met 100 Hz,
1 c.q. 10 kHz, witte ruis (gelijke energieverdeling voor alle
frequenties) en roze ruis (gelijke energieverdeling over octaven).
Wanneer ISO is geselecteerd, dan kan er met Master Controller
2 een ISO-frequentie worden bepaald, die dan wordt gezonden.
Onder SEND TO (Master Controller 3) kunt u het gekozen signaal
over uitgangen verdelen. Wanneer SELECT is aangevinkt, kan
met behulp van Master Controller 4 precies worden bepaald, met
welke uitgang de oscillator dient te worden verbonden. Master
Controller 5 (LEVEL) controleert het niveau dat als relatief niveau
voor de volledige uitsturing wordt weergegeven (0 is het maximaal
mogelijke uitgangsniveau). Met Master Controller 6 (IN/OUT) wordt
de oscillator aan- of uitgezet.
+
De OSC GEN-pagina gebruikt Effect-Returns 1 en 2
om het testsignaal te genereren en te verdelen.
Wanneer het testsignaal is ingeschakeld, worden
de instellingen van FX-Returns 1 en 2 even buiten
werking gezet en door de OSC GEN-instellingen
vervangen. Na het uitschakelen van de testoscillator
treden de eigenlijke instellingen weer in werking.
12.3 PREFS-pagina
Op de pagina PREFS in het SETUP-menu kunt u bepaalde
instellingen vastleggen, die dan bij de SETUP-bestanden van het
mengpaneel worden opgeslagen. Het laden van Snapshot- of
dynamische automatiseringsbestanden heeft geen invloed op
de gekozen instellingen.
Afb. 12.3: PREFS-pagina in het SETUP-menu
12.3.1 CONFIRMATION ON OVERWRITE
Wanneer de optie CONFIRMATION ON OVERWRITE actief is,
verschijnt er een dialoogveld om de invoer te bevestigen, telkens
wanneer u een opdracht geeft die tot gevolg kan hebben dat er
een bestand of de inhoud van een preset-geheugen wordt
overschreven. Bijvoorbeeld: CONFIRMATION ON OVERWRITE is
actief en u wilt een SNAPSHOT op een bezette SNAPSHOT-
geheugenplaats opslaan. In dit geval verschijnt er een dialoogveld,
waarin u deze opdracht moet bevestigen, voordat de reeds
bestaande geheugeninhoud overschreven wordt.
12. SETUP