Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Record-Pagina; Dynamische Mengpaneelautomatisering In De Praktijk; Begin Van Een Project; Optimalisering Van De Mix - Behringer DDX3216 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Timecode via MIDI IN-aansluiting op de achterkant), of CLOCK
(intern gegenereerde Timecode, instelling op de MIDI MACHINE
CONTROL-pagina van het MIDI-menu).
TIMECODE RATE
De TIMECODE RATE-regelaar werkt als weergave voor het
ontvangen Timecode-formaat c.q. zorgt dat het Timecode-formaat
kan worden geselecteerd bij het gebruik van CLOCK als
Timecode-bron. Na het aanzetten van de dynamische automaat
wordt deze regelaar vast met de Timecode-Rate van het
betreffende automatiseringsbestand gesynchroniseerd.
Wanneer u dit bestand met AUTOMATION CLEAR wist, kunt u
een nieuwe Timecode-Rate selecteren.
AUTO SAVE
Wanneer de AUTO SAVE-functie geactiveerd is, slaat die het
dynamische automatiseringsbestand op de PC-kaart op, zodra
de met het mengpaneel verbonden Timecode-bron wordt
stopgezet. Met de NAME-regelaars kunt u een naam voor dit
AUTO SAVE-bestand invoeren.

11.3.3 RECORD-pagina

Op de RECORD-pagina van het AUTOMATION-menu heeft u
de mogelijkheid de diverse parameters die door de dynamische
automaat vastgelegd moeten worden te selecteren.
Afb. 11.4: RECORD-pagina van het DYNAMIC
AUTOMATION-menu
Als extra optie kunnen alle parameters van de geïntegreerde
effectprocessoren worden geregistreerd. Op deze manier
kunnen bijvoorbeeld Filter Sweeps of door Timecode beheerste
modulatie-effecten worden gerealiseerd.
11.4 Dynamische mengpaneelautomatisering in
de praktijk

11.4.1 Begin van een project

Als eerste maakt u een veiligheidskopie van alle oude
automatiseringsdata met behulp van een PC-kaart of een PC.
Daarna selecteert u de optie AUTOMATION CLEAR op de SETUP-
pagina van het DYNAMIC AUTOMATION-menu. Het huidige
automatiseringsbestand wordt nu gewist en de automaat wordt
gedeactiveerd.
Nu controleert u de Timecode-instellingen op de SETUP-pagina.
Indien nodig verbindt u de Timecode-bron met de DDX3216,
selecteert diens ingang en start de Timecode-bron. Het
overeenkomstige Timecode-formaat wordt automatisch
geselecteerd en weergegeven.
Stel het mengpaneel voordat u begint te mixen, op een geschikte
beginstand in. U kunt het later altijd veranderen, maar het
mengpaneel gebruikt de regelaarstatus vanaf het inschakelen
van de automaat als basis voor de nieuwe mix.
Schakelt u de automaat vanaf de SETUP-pagina van het
DYNAMIC AUTOMATION-menu in.
Druk op de RECORD-toets in het linker besturingsveld, om alle
kanalen op RECORD READY te zetten.
Start de Timecode-bron (MIDI-sequencer, meersporenmachine
enz.) en begin nu met afmixen! Wanneer u een fout heeft gemaakt,
spoelt u de Timecode een eindje terug en herhaalt het betreffende
stuk. Nadat u de basismix heeft gemaakt, gaat u terug naar het
begin van de Timecode, zet alle kanalen op PLAY (PLAY-toets in
het linker besturingsveld) en laat uw geautomatiseerde mix
afspelen. Alle opgetekende bewegingen worden gereproduceerd
(incl. evt. veranderingen op het gebied van EQ, Dynamics, routering
en effecten!) en u kunt altijd nieuwe bewegingen toevoegen!
Nadat de basismix vastligt, is het vaak makkelijker in de relatieve
mode verder te werken. Druk op de RELATIVE-toets bij
geactiveerde automaat. De faders van alle kanalen die op RECORD
READY of PLAY staan, bewegen naar de "0 dB"-positie. De
Channel controllers blijven op hun "normale" positie staan.
Wanneer u nu de Timecode start, bewegen de faders niet,
hoewel de eerder opgeslagen bewegingen wel akoestisch
worden gereproduceerd. De bijbehorende posities worden
echter op de FADER-pagina (die roept u met de FADER-Bank-
toets in het linker besturingsveld op) weergegeven. Zodra u een
regelaar beweegt, wordt deze op RECORD gezet, eerder
geregistreerde bewegingen worden echter niet overschreven.
Wel wordt er aan de geregistreerde regelaarwaarde een
"verzetwaarde" toegevoegd, d.w.z. alles wordt zo afgespeeld
als het was opgetekend, nu alleen met een in het geheel hoger of
lager niveau. Bij de faders kan het verzet direct op het mengpaneel
zelf worden afgelezen: Het gaat om het verschil tussen de huidige
positie en de "0 dB"-positie. Alleen de schakelaars blijven in de
absolute mode.
U kunt de relatieve mode spontaan tijdens het opslaan van
automatiseringsdata activeren en weer verlaten. Houdt er wel
rekening mee, dat deze mode dan voor alle mengpaneelkanalen
geldt. Het is dus niet mogelijk, bepaalde kanalen in de relatieve en
andere in de absolute mode te gebruiken. De AUTO/REC-toetsen
in de kanaalbedieningen gedragen zich op dezelfde manier als in
de absolute mode.
11.4.3 RECORD deactiveren – FADEBACK, OFFSET en
De optie RELEASE MODE op de AUTOM.-pagina in het DYNAMIC
AUTOMATION-menu legt vast, in welke mode een kanaal na het
verlaten van de RECORD-mode overgaat. De deactivering van
RECORD kan op verschillende manieren gebeuren: stoppen van
het Timecode-leverende apparaat, indrukken van de AUTO/REC-
toets van een kanaal dat op RECORD staat of indrukken van de
PLAY-toets in het besturingsveld.
De RELEASE MODE kan op elk moment, ook tijdens het
automatiseringsproces, worden veranderd.
Wanneer de optie FADEBACK voor de RELEASE MODE is
ingesteld, dan wordt de regelaar bij het verlaten van RECORD
stapsgewijs naar de positie van de eerder opgeslagen
automatiseringsdoorloop teruggebracht. De tijdsduur van dit
"faden" wordt met behulp van de parameter FADE TIME op de
AUTOM.-pagina vastgelegd. Een bewerking is altijd mogelijk, dus
ook tijdens het automatiseringsproces.
Wanneer de optie OFFSET voor de RELEASE MODE is ingesteld,
wordt aan de oude automatiseringsdata bij het verlaten van
RECORD een verzet toegevoegd. Dit komt overeen met het verschil
tussen de in het kader van de automatisering opgeslagen positie
van de regelaar en zijn positie bij het deactiveren van de RECORD-
mode. Wordt de Timecode nu gestopt, dan wordt de verzet-
waarde tot aan het einde van het bestand geschreven. Op deze
manier kunt u bijzonder snel een complete eindmix maken, want
u hoeft niet de complete mix af te luisteren. In plaats daarvan
start u de band op de gewenste plek, voert uw verandering in en
stopt de band. Het mengpaneel stelt de resterende mix nu zo in,
dat de doorgevoerde veranderingen worden meegenomen!
Mocht u de instellingen vanaf een bepaald punt in de
automatisering niet meer willen veranderen, dan moet u de optie
WR TO END (Write To End) kiezen. Wanneer deze actief is, dan
worden de als laatste in de automaat ingestelde waarden tot
aan het einde van de automatisering aangehouden.
Er is nog een manier, RECORD te deactiveren: Drukt u op de
toets onder FADEBACK op de AUTOM.-pagina. Alle op RECORD
gestelde regelaars worden nu op de eerder opgeslagen posities
teruggezet en op RECORD READY gesteld. De FADEBACK-
functie staat zelfs dan ter beschikking, wanneer RELEASE MODE
op OFFSET of WR TO END is ingesteld.
11. DYNAMISCHE AUTOMATISERING

11.4.2 Optimalisering van de mix

WR TO END
45

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave