Controller 3 regelt de Release-tijd (RELEASE) en de niveauver-
mindering (RANGE), terwijl u met Master Controller 4 de Hold-tijd
(HOLD) bepaalt. Master Controller 5 controleert de A/B-functie
en Master Controller 6 activeert het Gate.
Met Hold-Time wordt de tijd bedoeld dat het Gate nog "open"
blijft ook al is het signaal onder de drempelwaarde komen te
liggen. Hoe korter deze tijd is, hoe sneller het Gate "sluit", hetgeen
er echter toe kan leiden dat de wegsterffase van het signaal
wordt afgesneden of dat het Gate zich voortdurend sluit en
opent. Het instelbereik van de Hold-Time ligt in het bereik van 10
tot 1000 ms.
Met Attack-Time wordt de tijd bedoeld die het Gate nodig heeft,
om volledig "open te gaan" zodra het signaal boven de
drempelwaarde uit komt. Hoe korter deze tijd is, hoe sneller het
Gate open gaat. Dit kan echter klikgeluiden tot gevolg hebben. Bij
langere tijden komt dit niet voor, het kan echter wel gebeuren dat
een gedeelte van de aanspreekfase van het signaal wordt
afgesneden. De Attack-Time kan tussen 0 en 200 ms worden
ingesteld.
De Release-Time is de tijd, die het Gate nodig heeft, om volledig
te "sluiten" zodra het signaal onder de drempelwaarde is gekomen
en nadat de Hold-tijd is verstreken. Bij korte Release-tijden sluit
het Gate sneller, ze kunnen echter de wegsterffase van het
signaal nadelig beïnvloeden. Bij lange Release-tijden sluit het
Gate minder abrupt. Het instelbereik van de Release-tijd loopt
van 20 ms tot 5 s.
Met RANGE wordt de hoeveelheid niveauvermindering bij
"gesloten" Gate bedoeld. Hier loopt het regelbereik van 0 (geen
niveauvermindering) tot -60 dB. "-oo" betekent maximale
niveauverlaging, dus het volledig verdwijnen van het audiosignaal
onder de drempelwaarde.
Uitleg over de grafieken in het rechter deel van het display
krijgt u in hoofdstuk 3.5.2 "COMP(RESSOR)-menupagina".
3.5.2 COMP(RESSOR)-menupagina
De compressor werkt op dezelfde manier als een conventionele
analoogcompressor en biedt dus een niveauverlaging boven
een drempelwaarde. Hier krijgt u er echter de flexibiliteit en het
prestatievermogen van een digitale dynamiekprocessor bij.
U drukt op de COMP(RESSOR)-toets in het CHANNEL
PROCESSING-gedeelte van het besturingsveld om de COMP-
(RESSOR)-menupagina voor het geselecteerde kanaal op te
roepen. Door de COMP(RESSOR)-toets meerdere malen in te
drukken kunt u de verschillende menupagina's selecteren.
Afb. 3.7: COMP(RESSOR)-menupagina
Op de COMP(RESSOR)-menupagina bestuurt Master
Controller 1 het Key-signaal, waarmee de mate van niveau-
vermindering wordt bepaald. Dit Key-signaal geldt zowel voor
de compressor als voor het Gate. Vooringesteld is SELF/SUM,
d.w.z. het ingangssignaal dient ook om de niveauvermindering
vast te leggen. Wanneer kanalen paarsgewijs worden gebruikt,
dan worden ook de dynamieksecties van beide kanalen
automatisch verbonden (stereo) en hun somsignaal dient als
Key-signaal voor beide kanalen. Dit garandeert een stabiel
stereobeeld, zodat de niveauvermindering in beide kanalen
hetzelfde is (vgl. hoofdstuk 3.5.3 "Compressorparameter").
Master Controller 2 regelt zowel de drempelwaarde
(THRESHOLD) als de Attack-tijd (ATTACK). Door aan de controller
te draaien kunt u de waarden van de geselecteerde regelaars
(stippelomlijning) veranderen en door het indrukken van de
controller kunt u naar de andere parameter overschakelen. Master
Controller 3 regelt de parameters compressieverhouding (RATIO)
en Release-tijd (RELEASE) op dezelfde manier. Master Controller
4 bepaalt de niveaucompensatie (GAIN) en de compressor-
karakteristiek op de Threshold-punt (KNEE). Master Controller 5
ten slotte regelt de A/B-functie (zie boven), en Master Controller
6 schakelt de compressor in (IN) of uit (OUT).
De grafiek in het rechter gedeelte van het display toont het
verloop van de curves en de waarden voor de hele dynamiek-
processor, inclusief de Gates. U ziet de compressor-karakteristiek
aan de hand van de door u ingestelde parameters Threshold,
Ratio, Knee en Gain en verder de Gate-parameters Threshold en
Range. Vooral de GAIN-controller kunt u met behulp van de
grafische voorstelling bijzonder gemakkelijk instellen. Ook de stand
van de IN/OUT-toetsen ziet u in de grafiek terug: Wanneer de
compressor en het Gate uitgeschakeld zijn, verschijnt hier een
rechte lijn in een hoek van 45° (d.w.z. er vindt geen
dynamiekbewerking plaats).
Helemaal rechts in het display ziet u twee niveau-indicatoren
voor het ingangsniveau (I = Input) en de niveauvermindering (GR
= Gain Reduction). De GR-waarde is voor compressor en Gate
gelijk.
Compressoren dienen ertoe, de dynamiekomvang van een
signaal om technische of muzikale redenen te begrenzen.
Bijvoorbeeld: Wanneer u de opname van een symphonieorkest
als achtergrond zou willen gebruiken, kunt u met een compressor
zachte gedeelten harder en zodoende hoorbaar maken en harde
gedeelten zachter, zodat gesprekken niet overstemd worden.
Zang- en instrumentaalsporen worden vaak gecomprimeerd om
ze meer "druk" te geven en ze doordringender in de mix te laten
doorklinken. Compressoren zorgen er zo voor dat het volume
tijdens het mixen niet voortdurend met de fader afgeregeld hoeft
te worden. Complete mixen worden gecomprimeerd, om hun
schijnbare luidsterkte te vergroten. De achterliggende gedachte
is dat harde mixen beter klinken. Bij het gebruik van een
compressor worden drempelwaarden gebruikt die over het
algemeen duidelijk onder het piekniveau van het muzieksignaal
liggen (om een zo groot mogelijk deel van het signaal te bewerken),
en een compressie-verhouding van 1:1 tot 10:1 ingezet. De
aanspreek- en uitlooptijden (Attack en Release) zijn daarbij
afhankelijk van het gebruikte programmapakket.
Veel compressoren, ook die in het DDX3216-paneel, kunnen
als limiter of niveaubegrenzer worden ingezet. Waar compres-
soren voor de begrenzing van de dynamiekomvang van een
signaal worden ingezet, gebruikt men Limiters om ervoor te
zorgen, dat het signaal in geen geval boven een bepaald niveau
uit komt. Dit is vooral in de tv- en radiowereld van groot belang,
om ervoor te zorgen dat het signaal van het ene radiostation niet
de signalen van andere zenders stoort. Bij Live-toepassingen
zorgt de Limiter ervoor, dat de eindtrappen niet in het clipping-
gebied terecht komen, en bij studio-opnamen tenslotte voorkomt
men met een Limiter digitaal afkappen. Limiters hanteren
drempelwaarden die dicht bij de hoogste verwachtte niveau's
liggen. Daar komt een hoge Ratio-waarde van 10:1 of hoger bij.
De Attack- en Release-tijden worden over het algemeen tamelijk
kort ingesteld.
Tenslotte blijven nog de parameters over, die voor de regeling
van een compressor c.q. limiter worden gebruikt:
Bij de Threshold-parameter gaat het om het niveau waarbij het
signaal wordt gecomprimeerd of begrenst. Boven de
drempelwaarde wordt de versterkingsfactor steeds sterker
verminderd, hoe verder het signaalniveau stijgt. U kunt zich dat
in de vorm van een automatische fader voorstellen, die naar
beneden gaat, zodra het signaalniveau boven de drempelwaarde
uit komt. Hoe lager de drempelwaarde is, hoe meer het signaal
wordt beïnvloed. Signaalniveau's onder de drempelwaarde
worden niet bewerkt. Bij het DDX3216 paneel kunt u een
Threshold-waarde tussen 0 dBFS (FS = digital full scale =
volledige digitale uitsturing) en -60 dBFS instellen.
De Ratio-parameter bepaalt de mate waarin het niveau van die
signalen die de drempelwaarde overstijgen, wordt verlaagd. Een
verhouding van 2:1 betekent dat bij een ingangssignaal dat de
3. DIGITALE KANAALBEWERKING
3.5.3 Compressorparameter
21