Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dynamische Automatisering; Inleiding; Overzicht; Absolute Mode - Behringer DDX3216 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

11. DYNAMISCHE AUTOMATISERING

11.1 Inleiding

Het was altijd al de droom van de geluidstechnici, de vaak zeer
complexe mixen van muziek- en filmgeluidsopnames te
automatiseren en op te slaan. Stelt u zich het volgende scenario
eens voor:
Om de filmmuziek van een grootschalige bioscoopfilm op te
nemen wordt een orkest met koor opgenomen. Aan het paneel
zijn in totaal acht microfoons voor stereomicrofonie, 32
ondersteunende microfoons en vier stereogeluidsmicrofoons
aangesloten. Dat zijn in totaal 44 microfoons op 44 mengpaneel-
kanalen. Daar komen nog twaalf kanalen als effect Returns voor
speciale effecten bij. Het orkest speelt de muziek bij een twaalf
minuten lang durende scène. De dynamiek loopt van pianissimo
tot fortissimo. De signalen zijn aan een analoge studioconsole
met 56 kanalen aangesloten en worden op een bandmachine
opgenomen. In de Mixdown gaat het er nu om, de dynamiek van
de muziek aan de dynamiek van de filmscène aan te passen.
Voor de eindmix zitten nu twee geluidstechnici en twee
assistenten voor het paneel en mixen live de 56 kanalen bij de op
het doek afgespeelde film. In de elfde minuut vergeet een
assistent, een van te voren stilgezet kanaal te openen ...
U kunt zich nu zeker voorstellen, wat het vroeger, voor de
ontwikkeling van geschikte automatiseringscomputers,
betekende, als er tijdens het mixen een fout werd gemaakt. Vaak
moest de volledige mix worden herhaald, en vaak slechts voor
de minimale correcties. Al vroeg bestond de wens, alle
bewegingen van de faders chronologisch te kunnen opslaan.
De geluidstechnici moeten in de wolken zijn geweest, toen Rupert
Neve in 1977 zijn Necam 1 voorstelde: De eerste fader-automaat
ter wereld met "Moving Faders" werd in de Air Studios in Londen
geïnstalleerd. Het RAM-geheugen voor het opslaan van de
automatiseringsdata bedroeg toendertijd 16 kBytes (voor die tijd
een reusachtig geheugen). Zowel muzikanten als technici
werden gefascineerd door de spookachtig vanzelf op- en
neergaande faders. Voor het eerst was het mogelijk, complete
mixen op te slaan en later opnieuw weer te geven of indien
nodig te corrigeren. Rupert Neve heeft de Necam 1 later verder
ontwikkeld tot de heden ten dage wereldberoemde "Flying
Faders"-automaat, die in veel van zijn grote studioconsoles terug
te vinden is. Met de stijgende eisen van de consument met
betrekking tot de klankkwaliteit van geluidsregistraties en in het
kader van nieuwe klankdimensies door de invoering van de CD
in de jaren tachtig, werd al snel duidelijk, dat alleen geauto-
matiseerde faders in een mengpaneel niet meer volstaan. Ook
de overige regelaarbewegingen en -standen moesten worden
vastgelegd. Niet zelden kregen geluidsassistenten na een
geslaagde mix de opdracht, het mengpaneel met alle
bedieningselementen te fotograferen, om tenminste een paar
aanwijzingen te hebben voor een eventuele reconstructie van
de mix. De droom van een "Total Recall" (geheugenmogelijkheid
voor alle instellingen van het mengpaneel) is met de analoge
techniek tot op heden alleen met enorm veel kosten realiseerbaar,
die zelfs het budget van veel gerenommeerde studio's overstijgt.
Pas met de intrede van de digitale techniek in de anders nog door
analoge techniek beheerste mengpanelen is het nu mogelijk,
eenvoudig en relatief goedkoop alle parameters van een
mengpaneel op te slaan en te automatiseren.
Uw DDX3216 is voorzien van een uitgebreid en flexibel
dynamisch automatiseringssysteem. De bewegingen van bijna
alle audioregelaars van het mengpaneel kunnen timecode-
afhankelijk worden opgeslagen en op elk moment worden
afgespeeld. Zo kunt u stap voor stap, of beter gezegd: bit voor
bit, zo complexe mixen maken, als geen muzikant of geluids-
technicus met de hand zou kunnen realiseren. Meerdere versies
van een mix kunnen worden opgeslagen en met elkaar worden
vergeleken. Efficiënte tools zorgen ervoor, dat u uw mixen te
allen tijde kunt veranderen, zonder dat u vroegere versies hoeft
op te offeren. Bij wijze van voorbeeld noemen we hier de
zogenaamde "relatiefmode", waarin u regelaarbewegingen "over
elkaar heen" kunt stapelen, of de speciale automatiseringstoetsen
42
per kanaal (deze maken het optekenen van individuele kanalen,
terwijl andere worden weergegeven en weer andere manueel
worden gestuurd, mogelijk) en de functies UNDO en REDO. Voor
al deze complexe taken heeft u een intuïtief te bedienen
gebruikersinterface tot uw beschikking. Ten slotte moet u zich
op de mix concentreren en niet op het mengpaneel!
De dynamische mengpaneelautomatisering slaat de positie-
veranderingen van de bedieningselementen van het mengpaneel
in relatie tot SMPTE- of MIDI Timecode-data op. Nagenoeg alle
audiocontrollers van het paneel, uitgezonderd de analoog-
niveauregelaars, de setup- en monitorfuncties, worden daarin
opgenomen. Een dynamisch automatiseringsbestand slaat
bovendien de status van het mengpaneel bij het begin van de
eindmix op, d.w.z. dat wanneer de automaat weer wordt
afgespeeld, alle regelaars (ook die, die bij de opslag niet zijn
veranderd) naar hun oorspronkelijke positie worden teruggezet.
Geautomatiseerde regelaars werken "regelgevoelig", d.w.z.
het mengpaneel herkent, wanneer de voorgeprogrammeerde
positie van een regelaar veranderd is en reageert overeenkomstig.
Als een kanaal klaar staat om een opname te maken (RECORD
READY), dan worden alleen die regelaars in de opnamemode
(RECORD) gezet, die ook inderdaad worden bewogen. Alle
andere regelaars blijven in de weergavemode (PLAY MODE).
Dat betekent, dat u voor een automatiseringsrun niet hoeft vast
te leggen, welke regelaars worden opgeslagen. U start gewoon
uw meersporen-recorder en mixt. Het DDX3216-paneel geeft
exact hetgene weer, wat van te voren werd opgeslagen, c.q.
legt vast, wat er nieuw bijkomt.
Via de SETUP-toets in het AUTO-bereik van het linker
besturingsveld heeft u toegang tot drie DYNAMIC AUTOMATION-
pagina's, waarin u de globale automatiseringsfuncties (o.a. in-
en uitschakelen van de automaat, bepalen van de data die moeten
worden opgeslagen, bron voor de automaat enz.) kunt bedienen.
Drie andere toetsen in het besturingsveld, namelijk RECORD,
PLAY en RELATIVE geven u bovendien directe toegang tot vaak
gebruikte automatiseringsfuncties waarmee u de regelaars in
de weergave-, opslag- of manuele mode zet c.q. tussen de
modes absoluut en relatief omschakelt.
Daarmee heeft u de beschikking over twee fundamentele
automatiseringsmodes, namelijk de absolute en de relatieve mode.
Standaard vooringesteld is de absolute mode. Met de RELATIVE-
toets in het besturingsveld kunt u steeds naar de relatieve mode
omschakelen.
Deze mode kiest u, wanneer u met de mixautomatisering begint.
Alle regelaarbewegingen worden net zo opgeslagen als u ze
doorvoert. Bij de weergave kunt u bekijken, hoe de parameters
en fader-posities volgens uw opname veranderen. Zodra een
regelaar in de opnamemode overgaat, worden van tevoren
opgeslagen bewegingen overschreven, oftewel de oude posities
worden door nieuwe vervangen. Verder kan een bepaalde
regelaar van een kanaal net worden opgenomen, terwijl een
andere regelaar wordt afgespeeld. Normaal gesproken worden
alleen die regelaars die ook daadwerkelijk worden ingesteld in
de opnamemode geschakeld, terwijl de overige bedienings-
elementen van het kanaal hun van tevoren opgeslagen
positieveranderingen "afspelen".
In de relatieve mode heeft u de mogelijkheid relatieve
veranderingen in een al opgeslagen automatisering door te
voeren, d.w.z. er vindt een optelling van de nieuwe beweging bij
de reeds bestaande plaats. In deze mode bewegen de faders
zich in de "0 dB"-positie. Wanneer nu de meersporen-recorder
wordt gestart, dan bewegen de faders zich niet, hoewel de
eerder opgeslagen bewegingen in het display (menupagina's
FADER en CHANNEL PROCESSING) en door de controllers wel
worden weergegeven. Wanneer u nu in de RECORD READY-
11. DYNAMISCHE AUTOMATISERING

11.2 Overzicht

11.2.1 Absolute mode

11.2.2 Relatieve mode

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave