Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Verschillende Modes; Snapshots En Dynamische Automatisering; Globale Automatiseringsschakelaar; Auto/Rec-Toets In De Kanaalbedieningen - Behringer DDX3216 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

mode een regelaar van een kanaal instelt, wordt de eerder
opgeslagen beweging met een bepaalde waarde "verzet", d.w.z.
ze wordt weliswaar nog afgespeeld, maar de positie van de
regelaar ligt nu hoger of lager (al naar gelang, welke "verstelling"
werd opgetekend). Wilt u bijv. de gehele gitaarsolo meer volume
geven, zonder echter de van tevoren opgetekende fader-loop te
veranderen, dan gaat u als volgt te werk: u schakelt de relatieve
mode van het paneel in (de faders bewegen zich naar de "0 dB"-
positie) en u zet het "gitaarkanaal" op RECORD READY. Spoel de
band tot kort voor het begin van de gitaarsolo en start de band.
Beweeg de fader van het "gitaarkanaal" naar de gewenste
positie. De nieuwe Fader-waarde wordt nu bij de oude
automatiseringsdata opgeteld. Na de gitaarsolo stopt u de band
en verlaat de automatisering. Zet het "gitaarkanaal" op PLAY en
luistert u c.q. kijkt u naar het resultaat.
Tijdens het mixen kunt u altijd tussen de absolute en de relatieve
mode omschakelen, zelfs als bepaalde kanalen tegelijk worden
opgeslagen. De omschakeling geldt altijd gelijk voor het hele
mengpaneel. Het is dus niet mogelijk één kanaal in de absolute
mode en een ander in de relatieve mode te gebruiken.

11.2.3 Verschillende modes

Voor de besturing van individuele kanalen is er per kanaal een
AUTO/REC-toets met een tweekleuren-LED, waarmee de kanalen
onafhankelijk van elkaar in de modes MANUAL, PLAY, RECORD
READY of RECORD kunnen worden gezet. De LED in de toets
geeft de status van het kanaal aan. Met de globale toets RECORD
en PLAY in het linker besturingsveld kunt u alle kanalen tegelijk
overschakelen.
+
De dynamische automaat dient te zijn ingeschakeld,
wil deze toets de beschreven functie kunnen
uitvoeren. Is deze niet ingeschakeld, dan bedient
de AUTO/REC-toets de SNAPSHOT SAFE-functie (vgl.
hoofdstuk 10.4 "Snapshot Safe-functie").
Mode
Stand AUTO/REC-toets-LED
MANUAL
PLAY
RECORD READY
RECORD
Tab. 11.1: Verschillende standen van de AUTO/REC-toets-LED
MANUAL-mode
In de MANUAL-mode licht de AUTO/REC-toets-LED niet op, het
kanaal kan door de gebruiker worden bestuurd en reageert niet
op dynamische automatiseringsdata en legt deze ook niet vast.
PLAY-mode
In de PLAY-mode licht de AUTO/REC-toets-LED groen op. De
bedieningselementen reproduceren de eerder opgeslagen
automatiseringsdata en reageren niet op handmatige ver-
anderingen.
RECORD READY-mode
In de RECORD READY-mode knippert de AUTO/REC-toets-LED
rood. De modes RECORD READY en PLAY gedragen zich
hetzelfde, zolang er tenminste geen regelaar bewogen of een
AUTO/REC-toets ingedrukt wordt.
RECORD-mode
In de RECORD-mode licht de AUTO/REC-toets-LED rood op,
d.w.z. dat er ten minste één bedieningselement van het kanaal in
de opname-mode staat. RECORD kan alleen dan worden
geactiveerd, wanneer het mengpaneel met Timecode wordt
"verzorgd".

11.2.4 Snapshots en dynamische automatisering

Samen met de dynamische automatisering kunnen ook
Snapshots worden geladen. Het effect is hetzelfde als wanneer
de regelaars handmatig worden bediend: kanalen in de PLAY-
mode reageren niet op het laden van een Snapshot, maar richten
zich nog steeds naar de eerder opgeslagen mengpaneel-
licht niet op
licht groen op
knippert rood
licht rood op
11. DYNAMISCHE AUTOMATISERING
automatisering. Kanalen in de RECORD- of RECORD READY-
mode richten zich daarentegen naar de waarden, die u met het
Snapshot oplaadt, en de door hen uitgevoerde bewegingen
worden als bestanddeel van de dynamische automatisering
vastgelegd. Kanalen in de MANUAL-mode reageren ook op het
laden van een Snapshot, hierbij worden de bewegingen echter
niet vastgelegd. Ook hierbij geldt: Het effect is precies zo als als
de regelaars handmatig worden bediend. Er bestaat geen
koppeling met het geladen Snapshot. Wanneer u het Snapshot
nu naderhand bewerkt of wist, blijven de reeds vastgelegde
automatiseringswaarden onveranderd. En omdat voor alle met
het Snapshot geladen bewegingen precies hetzelfde geldt als
voor handmatige bewegingen, kan men ze ook volledig bewerken.

11.2.5 Globale automatiseringsschakelaar

Via de drie toetsen RECORD, PLAY en RELATIVE in het linker
besturingsveld kunnen alle kanalen tegelijk in verschillende
automatiseringsmodes worden gezet. Denkt u er altijd aan, dat
de RECORD-mode uitsluitend kan worden geactiveerd als het
DDX3216-paneel over Timecode-informatie beschikt.
+
Wanneer het DDX3216-paneel geen Timecode-
informatie krijgt, kan de RECORD-mode niet worden
geactiveerd.
RECORD
Door het indrukken van de RECORD-toets in het linker
besturingsveld begint de toets-LED ervan rood te knipperen en
zet men alle kanalen in de RECORD READY-mode. Drukt u deze
toets nog een keer in, dan worden alle kanalen in de RECORD-
mode geschakeld. Voorwaarde is, dat er Timecode wordt
gegeven. Is dit niet het geval, dan kan met de RECORD-toets
alleen de RECORD READY-mode worden geactiveerd.
PLAY
Zodra u de PLAY-toets indrukt, worden alle kanalen in de
PLAY-mode gezet. Wanneer bepaalde kanalen op RECORD zijn
gezet, kunt u dit met FADEBACK of OFFSET ongedaan maken, al
naar gelang welke instelling in het DYNAMIC AUTOMATION-menu
is gekozen (vgl. hoofdstuk 11.3 "DYNAMIC AUTOMATION-menu").
Wanneer de mode PLAY al geactiveerd was, dan schakelt u
met de toets PLAY terug naar de MANUAL-mode.
Wanneer één van de modes RECORD READY of RECORD
actief is, dan zorgt een druk op de PLAY-toets voor het
omschakelen naar de PLAY-mode.
RELATIVE
Wanneer deze toets is geactiveerd, bevindt zich het
mengpaneel in de relatieve mode, d.w.z. de faders bewegen
zich naar de "0 dB"-positie en bewegen zich niet analoog met de
eerder opgetekende bewegingen.
Wanneer u nu naar de RECORD-mode wisselt, worden eerder
opgetekende bewegingen niet overschreven, maar er wordt
een "verzet" aan toegevoegd. Het display en de Channel
Controllers geven echter nog steeds absolute parameterwaarden
aan!
Is de toets uitgeschakeld, dan staat het DDX3216-paneel in de
absolute mode, d.w.z. alle bedieningselementen richten zich naar
de eerder opgetekende bewegingen, die bij het activeren van
RECORD dienovereenkomstig worden overschreven.
De toets kan altijd, ook tijdens de automatiseringsopslag, worden
in- of uitgeschakeld (zolang de globale AUTOMATION ON-
schakelaar is geactiveerd).

11.2.6 AUTO/REC-toets in de kanaalbedieningen

Om individuele kanalen te besturen, gebruikt u de AUTO-MATION-
toets met tweekleuren-LED bij elk kanaal, waarmee elk kanaal
apart in de verschillende automatiseringsmodes kan worden gezet.
De LED in de toets geeft de status van het kanaal weer.
Grafiek 11.1 toont de volgorde van de vier verschillende modes,
die door het meermaals indrukken van de AUTO/REC-toets
kunnen worden opgeroepen.
43

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave