Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dynamic Automation-Menu; Autom.-Pagina; Setup-Pagina - Behringer DDX3216 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Afb. 11.1: Verschillende modes van de AUTO/REC-toets in de
kanaalbediening

11.3 DYNAMIC AUTOMATION-menu

11.3.1 AUTOM.-pagina

Afb. 11.2: AUTOM.-pagina van het DYNAMIC AUTOMATION-
menu
AUTOMATION ON/OFF
Master Controller 1 schakelt de dynamische mengpaneel-
automatisering in of uit. Is de automaat ingeschakeld dan wordt
deze met behulp van de AUTO/REC-toets in de kanaalbedieningen
c.q. de RECORD-, PLAY- en RELATIVE-toetsen in het linker
besturingsveld gestuurd. Is de automaat uitgeschakeld, dan
bedienen de AUTO/REC-toetsen in de kanalen de SNAP-
SHOT SAFE-functie.
Wanneer de automaat wordt geactiveerd, terwijl er nog geen
automatiseringsdata zijn vastgelegd (bij het eerste gebruik of na
een AUTOMATION CLEAR-opdracht), dan maakt het mengpaneel
een "momentopname" van de status van alle bedienings-
elementen op dat moment en gebruikt deze als beginreferentie
voor de dynamische automatisering. Nu wordt ook het Timecode-
formaat voor de automaat vastgelegd, dat daarna niet meer op
de pagina's AUTOM. of MIDI SETUP kan worden veranderd,
zonder vantevoren de dynamische automaat met AUTOMATION
CLEAR (SETUP-pagina in het DYNAMIC AUTOMATION-menu) te
wissen.
RECORD SWITCH
Master Controller 2 bepaalt de werking van de diverse toetsen
in verband met de dynamische automatisering, maar alleen dan,
wanneer deze ook geactiveerd is.
NORMAL: De toetsen zijn op hun "normale" functie ingesteld.
Door één keer te drukken wordt de regelaar op RECORD gezet
en diens functie geactiveerd.
2 x CLICK: In deze mode wordt een toets door één keer te
drukken (ook in het display) op RECORD ingesteld, diens functie
echter niet geactiveerd. Maar zodra hij op RECORD staat,
functioneert hij normaal. De 2 x CLICK-functie wordt alleen dan
gebruikt, wanneer het verstellen van een schakelaar in het kader
van een automatisering niet opgenomen (of gewist) mag worden.
RELEASE-mode
Master Controller 3 legt vast, in welke mode een bedienings-
element na het verlaten van de RECORD-mode moet worden
geschakeld. Er zijn drie opties:
In de FADEBACK-mode wordt het bedieningselement
stapsgewijs, afhankelijk van de ingestelde FADEBACK-tijd, naar
de eerdere automatiseringswaarde teruggezet, zodra het de
RECORD-mode verlaat (hetzij doordat het apparaat dat de
Timecode levert, stopt, hetzij doordat de AUTO/REC-toets van
een kanaal dat zich in de RECORD-mode bevindt, wordt ingedrukt).
44
In de OFFSET-mode heeft het verlaten van de RECORD-mode
tot gevolg, dat bij de oude automatiseringsdata een verzet wordt
opgeteld, dat overeenkomt met het verschil tussen de positie
van de regelaar in de oude automatisering en zijn positie bij het
verlaten van de RECORD-mode.
In de WRITE TO END-mode wordt de door de Controller als
laatste ingestelde waarde voor de gehele tijdsduur van de
automatisering overgenomen.
+
UNDO
Maakt de laatste doorloop van een automatiseringsregistratie
ongedaan ("doorloop" duidt hier op het traject tussen het in- en
uitschakelen van de Timecode). Het momenteel gekozen UNDO-
niveau (één van twee) wordt in het display weergegeven. Het
activeren van RECORD na een UNDO-opdracht deactiveert de
REDO-optie, d.w.z. het UNDO-niveau wordt op "0" gesteld.
REDO
Herhaalt de laatste doorloop van een automatiseringsregistratie.
U heeft twee REDO-niveau's tot uw beschikking, maar alleen als
de UNDO-functie sinds de vorige registratie niet gebruikt is. Het
actuele REDO-niveau wordt in het display weergegeven. Het
activeren van RECORD na een UNDO-opdracht deactiveert de
REDO-optie, d.w.z. het UNDO-niveau wordt op "0" gesteld.
FADEBACK
Deze optie zorgt ervoor dat alle kanalen in de RECORD-mode
naar de positie van de vorige registratiedoorloop worden
teruggezet en in de RECORD READY-stand komen te staan. De
FADEBACK-tijd wordt boven de regelaar weergegeven en kan
worden bewerkt door aan de Master controller te draaien.
TIMECODE-display
Geeft de actuele Timecode weer en informeert u erover, of er
Timecode wordt ontvangen die met de Framerate van het
automatiseringsbestand overeenkomt. Zo ja, dan verschijnt de
mededeling LOCK, anders staat er NO LOCK. De Timecode-bron
wordt op de pagina's SETUP in het MIDI-menu of SETUP in het
DYNAMIC AUTOMATION-menu geselecteerd.
MEMORY USAGE
Deze optie geeft een overzicht over het gebruik van het interne
geheugen van uw DDX3216.
Afb. 11.3: SETUP-pagina van het DYNAMIC AUTOMATION-
AUTOMATION ON/OFF
Master Controller 1 schakelt de dynamische mengpaneel-
automaat in of uit. De functie komt overeen met de AUTOMATION
ON/OFF-functie op de AUTOM.-pagina (vgl. hoofdstuk 11.3.1
"AUTOM.-pagina").
AUTOMATION CLEAR
Wist alle dynamische automatiseringsdata van het DDX3216-
paneel. In het Flash Memory van het mengpaneel wordt een
automatiseringsbestand opgeslagen. Om met een nieuwe
automatisering te kunnen beginnen, moet dit bestand met
AUTOMATION CLEAR worden gewist. Er kunnen meerdere
automatiseringsbestanden op een PC-kaart of PC worden
opgeslagen. Natuurlijk heeft de opdracht AUTOMATION CLEAR
geen invloed op deze bestanden.
SOURCE
Deze regelaar selecteert de bron voor de Timecode. De opties
zijn OFF (geen Timecode-weergave), SMPTE (SMPTE-Timecode
via XLR-Timecode-ingang aan de achterkant), MIDI (MTC-
11. DYNAMISCHE AUTOMATISERING
U kunt de RELEASE-mode op elk moment van een
mix veranderen.

11.3.2 SETUP-pagina

menu

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave