Gebruik op het veld
6.5
Werkwijze bij het gebruik
Na het gebruik:
54
1. Schakel de
2. Kies de gewenste opdracht in het hoofdmenu en controleer de
instellingen.
3.
Start de opdracht.
4.
Kies het werkmenu.
Voor het bedienen van de hydraulische functies staan 3 tractor-
regeleenheden ter beschikking:
Tractor-regeleenheid 1 bedienen (slangmarkering geel):
Machine laten zakken
Stapwiel in werkstand brengen
Gekozen markeur in werkstand brengen
of:
Hydraulische voorkeuzefunctie (hindernisfunctie)
Tractor-regeleenheid 2 bedienen (slangmarkering groen):
Hydraulische voorkeuzefuncties
(machine-elementen in-/uitklappen)
Tractor-regeleenheid 3 bedienen (slangmarkering rood):
Turbine in-/uitschakelen.
5. Begin met zaaien.
Tijdens het zaaien geeft de AMATRON
Van hieruit kunnen alle functies worden bediend die belangrijk
zijn voor het zaaien.
De bepaalde gegevens worden bij de gestarte opdracht
opgeslagen.
1. Controleer de opdrachtgegevens (indien gewenst).
2. Activeer de tractor-regeleenheden naar believen.
3. Schakel de
+
AMATRON
in.
+
het werkmenu weer.
+
uit.
AMATRON
Amatron+ BAG0062.5 09.12