Ingangen (zie paragraaf 5.2)
Programmeer de instellingen voor elke ingang
De sensoringang S1 wordt gemarkeerd. Druk op de toets "ENTER" om naar het scherm "Details" te gaan. Druk op
de Instellingen-toets. Wanneer de naam van de sensor niet het aangesloten type sensor beschrijft, drukt u op de toets
"Omlaag bewegen" tot Type wordt gemarkeerd. Druk op de toets "ENTER". Druk op de toets "Omlaag bewegen"
tot het juiste type sensor wordt gemarkeerd, druk vervolgens op de toets "Bevestigen" om de wijziging te accepteren.
Daarmee keert u terug naar het scherm Details. Druk opnieuw op de Instellingen-toets om de overige S1-instellingen
in te voeren. Voor desinfectiesensors kiest u de exacte sensor in het menu Sensor. Voor de contactmeting van de
geleidbaarheidsensors voert u de celconstante in. Selecteer de meeteenheden. Voer de alarminstelpunten en de dode
band van het alarm in. Stel de standaardtemperatuur in die gebruikt wordt voor de automatische temperatuurcompen-
satie wanneer het temperatuursignaal ongeldig wordt.
Wanneer het instellen van S1 voltooid is, drukt u op de toets Terug tot de lijst met ingangen wordt weergegeven.
Druk op de toets "Omlaag bewegen" en herhaal het proces voor elke ingang.
Het temperatuuringangselement S2 moet correct ingesteld zijn zodra sensortype S1 is ingesteld. Is dat niet het geval,
selecteert u het juiste temperatuurelement en stelt u de alarminstelpunten en de dode band van het alarm in. Generiek,
ORP en desinfectiesensor hebben geen temperatuursignalen en zijn vooraf ingesteld op Geen sensor.
Om de temperatuur te kalibreren, gaat u terug naar het scherm Details van S2, drukt u op de toets "Kalibratie" en
drukt u op de toets "ENTER" om de kalibratie uit te voeren.
Wanneer een debietschakelaar of een vloeistofpeilschakelaar is aangesloten, moeten D1 of D2 worden ingesteld op
"DI State type" (indien er geen schakelaar is aangesloten, selecteert u Geen (geen sensor)). Stel de toestand in die
mogelijk de regeluitgangen zal vergrendelen (raadpleeg de Uitgangen-instellingen die eventueel door de schakelaar
worden vergrendeld). Stel de eventuele toestand in die zal resulteren in een alarm.
Wanneer een debietmeter met contactor of met schoepenrad is aangesloten, moet D1 of D2 worden ingesteld op dat
type (als er geen debietmeter is aangesloten, selecteert u Geen (geen sensor)). Stel de meeteenheden, volume/contact
of K-factor enz. in.
Kalibreer de sensor
Om de sensor te kalibreren, gaat u terug naar de lijst met ingangen, markeert u S1, drukt op de toets "ENTER", drukt
u op de toets Kalibratie en selecteert u een van de kalibratieroutines. Bij desinfectiesensors en Generieksensors,
begint u bij Nulpunt Kalibratie. Voor geleidbaarheid zonder elektroden start u met Kalibratie in Open Lucht.
Raadpleeg paragraaf 5.2.
Druk op de Home-toets. Druk op de Uitgangen-toets.
Uitgangen (zie paragraaf 5.3)
Programmeer de instellingen voor elke uitgang
De relaisuitgang R1 wordt gemarkeerd Druk op de toets "ENTER" om naar het scherm Details te gaan. Druk op de
Instellingen-toets. Wanneer de naam van het relais niet de gewenste regelmodus beschrijft, drukt u op de toets
"Omlaag bewegen" tot Modus wordt gemarkeerd. Druk op de toets "ENTER". Druk op de toets "Omlaag bewegen" tot
de juiste regelmodus is gemarkeerd, druk vervolgens op de toets "Bevestigen" om de wijziging te accepteren. Daarmee
keert u terug naar het scherm Details. Druk opnieuw op de Instellingen-toets om de overige R1-instellingen in te voeren.
Wanneer u wilt dat de uitgang wordt vergrendeld door een debietschakelaar of een andere uitgang die actief is, opent
u het menu Vergrendeling Kanalen en selecteert u het ingangs- of uitgangskanaal dat deze uitgang zal vergrendelen.
De standaardinstelling voor uitgang is de modus Uit, waarbij de uitgang niet hoeft te reageren op de instellingen.
Zodra alle instellingen voor die uitgang zijn voltooid, opent u het menu HUA Instellingen en verandert dit in Auto.
Herhaal dit voor elke uitgang.
Normaal opstarten
Zodra de instelpunten in het geheugen staan, is opstarten een eenvoudige procedure. Controleer de toevoer van
chemicaliën, schakel de controller in, kalibreer zo nodig de sensor, en de regeling zal beginnen werken.
32