30
Bij machines met draadklem
13. De bovendraad door de rechter opening van de geleider,
boven de draadklem (16) trekken.
14. De bovendraad door de rechter opening van de geleider,
onder de draadklem (16) trekken.
Afb. 9: Bij 1-naalds machines (3)
(16) - Draadklem
15. De bovendraad van links in de draadklem (16) schuiven,
zodat de bovendraad in de haak van de klem wordt gehouden.
De bovendraad moet bijna naadloos langs de klem lopen en
alleen contact hebben met de geleiders boven en onder de
draadklem (16).
16. De bovendraad door de draadgeleider van de naaldstang (13)
trekken.
⑯
Bedieningshandleiding 867 - 03.0 - 02/2017
Bediening