Pagina 2
BELANGRIJK VÓÓR GEBRUIK ZORGVULDIG LEZEN BEWAREN VOOR LATERE NASLAG Alle rechten voorbehouden. Het eigendom van Dürkopp Adler AG en het auteursrecht zijn beschermd. Elk hergebruik van de inhoud hiervan, inclusief in de vorm van samenvattingen, is zonder voorafgaande schriftelijke autorisatie van Dürkopp Adler AG verboden.
Inhoudsopgave Over deze handleiding ................ 5 Voor wie is deze handleiding bestemd? ..........5 Pictogrammen – Symbolen en tekens........... 6 Overige documenten ................7 Aansprakelijkheid .................. 8 Veiligheid ..................... 9 Fundamentele veiligheidsinstructies ............. 9 Signaalwoorden en symbolen bij waarschuwingen ......11 Beschrijving van de machine ............
Pagina 5
Inhoudsopgave 6.13 Elektrische aansluiting................. 91 6.13.1 Potentiaalvereffening realiseren ............91 6.13.2 Koppelingsmotor FIR aansluiten ............94 6.13.3 Draairichting van de koppelingsmotor FIR .......... 94 6.13.4 Transformator van het naailampje aansluiten ........96 6.13.5 Positioneeraandrijving voor gelijkstroom aansluiten ......97 6.13.6 Draairichting van de positioneeraandrijving voor gelijkstroom ....
Pagina 6
Inhoudsopgave Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Over deze handleiding Over deze handleiding Deze handleiding werd met grote zorg opgesteld. De handleiding bevat informatie en aanwijzingen om een veilige en jarenlange werking mogelijk te maken. Mocht u inconsistenties vaststellen of wensen ter verbetering heb- ben, verzoeken wij u ons hierover via de Klantendienst ( P. 111) te informeren.
Over deze handleiding Pictogrammen – Symbolen en tekens Voor een gemakkelijk en snel begrip wordt diverse informatie in deze handleiding door de volgende tekens weergegeven of benadrukt. Juiste instelling Geeft aan hoe de juiste instelling eruit ziet. Storingen Heeft de storingen aan die bij een onjuiste instelling kunnen optreden.
Over deze handleiding Informatie Additionele informatie, bijv. over andere bedieningsmogelijkheden. Volgorde Geeft aan welke werkzaamheden u vóór of na een instelling moet uitvoeren. Verwijzingen Dit betreft een verwijzing naar een tekst die elders in de handlei- ding is opgenomen. Veiligheid Belangrijke waarschuwingen voor de gebruiker van de machine worden op een speciale manier gemarkeerd.
Over deze handleiding Aansprakelijkheid Alle opgaven en verwijzingen in deze handleiding werden, reke- ning houdende met de stand van de techniek en de geldende normen en voorschriften, opgesteld. Dürkopp Adler aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade gebaseerd op: • breuk- en transportschade •...
Veiligheid Veiligheid Dit hoofdstuk bevat fundamentele instructies voor uw veiligheid. Voordat u de machine opstelt of bedient, dient u de instructies zorgvuldig door te lezen. Het is essentieel dat u de opgaven in de veiligheidsinstructies opvolgt. Het niet opvolgen van deze instruc- ties kan tot ernstige verwondingen en/of materiële schade leiden.
Pagina 12
Veiligheid Verplichtingen Landspecifieke veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriften van de exploitant en de wettelijke regelingen op het gebied van veiligheid en milieu dienen opgevolgd te worden. Alle verwijzingen naar waarschuwingen en veiligheidstekens op de machine dienen goed leesbaar te zijn. Niet verwijderen! Ontbrekende of beschadigde waarschuwing- en veiligheidsaan- duidingen dienen direct vernieuwd te worden.
Veiligheid Signaalwoorden en symbolen bij waarschuwingen Waarschuwingen in de tekst worden door gekleurde balken afgescheiden. De kleur is gebaseerd op de ernst van het gevaar. Signaalwoorden benoemen de ernst van het gevaar. Signaalwoorden Signaalwoorden en het risico dat zij beschrijven: Signaalwoord Betekenis GEVAAR...
Pagina 14
Veiligheid Symbool Soort risico Inprikken Beklemd raken Milieuschade Voorbeelden Voorbeelden van de manier waarop waarschuwingen in de tekst worden weergegeven: GEVAAR Soort risico en de bron van het gevaar! Gevolgen bij het niet opvolgen. Maatregelen voor het voorkomen van gevaar. ...
Pagina 15
Veiligheid VOORZICHTIG Soort risico en de bron van het gevaar! Gevolgen bij het niet opvolgen. Maatregelen voor het voorkomen van gevaar. Zo wordt een waarschuwing weergegeven waarvan het niet opvolgen tot middelmatige of lichte verwondingen kan leiden. AANWIJZING Soort risico en de bron van het gevaar! Gevolgen bij het niet opvolgen.
Pagina 16
Veiligheid Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Beschrijving van de machine Beschrijving van de machine Componenten van de machine Afb. 1: Componenten van de machine (1), met onderstel MG 55-3 ⑦ ⑥ ⑤ ① ② ④ ③ (1) - Hendel voor de steekinstelling (5) - Steeklengtestelwiel (2) - Knieschakelaar (6) - Garenhouder (3) - Pedaal (7) - Spoelhuis...
Pagina 18
Beschrijving van de machine Afb. 2: Componenten van de machine (2), met onderstel MG 56-3 ① ⑩ ⑨ ⑧ ② ⑦ ③ ⑥ ④ ⑤ (1) - Bedieningspaneel (6) - Onderstel MG 56-3 (2) - Hendel voor de steekinstelling (7) - Besturing (3) - Knieschakelaar (8) - Steeklengtestelwiel (4) - Pedaal...
Beschrijving van de machine Beoogd gebruik WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spanningvoerende, bewegende, snijdende en spitse delen! Niet beoogd gebruik kan een elektrische schok, beklemd raken, snijden of prikken tot gevolg hebben. Alle aanwijzingen en instructies in de handleiding dienen opgevolgd te worden.
Beschrijving van de machine Voor schade als gevolg van gebruik dat niet conform het beoogde gebruiksdoel is, zal Dürkopp Adler geen aansprakelijkheid aanvaarden. Conformiteitsverklaring De machine komt overeen met de Europese voorschriften voor het garanderen van de gezondheid, veiligheid en milieubescherming, die in de conformiteit- resp.
Bediening Bediening De werkzaamheden bestaan steeds uit een aantal verschillende stappen. Voor een goed naairesultaat is een foutloze bediening noodzakelijk. De machine voorbereiden voor de werking WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende, snijdende en spitse delen! Risico op beklemd raken tussen naald en machine en op snijden of prikken aan de naald.
Bediening Naald inzetten en wisselen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spitse delen! Risico van steekwonden. Schakel de machine uit voordat u van naald wisselt. NIET in de naaldpunt grijpen. AANWIJZING Risico op materiële schade! Beschadiging van de machine, naaldbreuk of beschadiging van de draad mogelijk.
Bediening Zo verwisselen ze de naald: Draai het handwiel totdat de naaldstang (1) zijn bovenste positie heeft bereikt. Draai schroef (2) los. Trek de naald naar onder uit de naaldstang (1). Schuif de nieuwe naald tot de aanslag in de boring in naaldstang (1).
Bediening Bovendraad inrijgen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spitse delen! Risico van steekwonden. Schakel de machine uit voordat u de bovendraad inrijgt. Afb. 4: Bovendraad inrijgen ① ⑪ ② ③ ⑩ ④ ⑨ ⑤ ⑧ ⑦ ⑥ (1) - Geleider (7) - Draadgeleider (2) - Geleider (8) - Draadaanhaalveer...
Pagina 25
Bediening Zo rijgt u de bovendraad in: Steek de klossen op de garenhouders en rijg de bovendraad door de afwikkelarm. De afwikkelarm moet daarbij verticaal boven de klos staan. Trek de draad door geleider (1) en geleider (2). Trek de draad rechtsom langs het voorspanelement (3). Trek de draad linksom langs het hulpspanelement (4).
Bediening Onderdraad opwikkelen Afb. 5: Onderdraad opwikkelen ⑤ ⑥ ④ ③ ② ① ② (1) - Spoel (4) - Spanelement (2) - Spoelhendel (5) - Geleider (3) - Geleider (6) - Mes Zo kunt u de onderdraad opwikkelen: Steek de klossen op de garenhouders en rijg de onderdraad door de afwikkelarm.
Bediening Onderdraadspoel vervangen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spitse delen! Risico van steekwonden. Schakel de machine uit voordat u de onderdraadspoel vervangt. Afb. 6: Onderdraadspoel vervangen(1) ① ③ ② (1) - Grijperafdekking (3) - Bovenkant van het spoelhuis (2) - Klepje van het spoelhuis Zo vervangt u de onderdraadspoel: Breng de naaldstang in de hoogste positie.
Pagina 28
Bediening Afb. 7: Onderdraadspoel vervangen (2) ④ ⑤ ② ⑦ ⑥ ③ (2) - Klepje van het spoelhuis (5) - Boring (3) - Bovenkant van het spoelhuis (6) - Spanningsveer (4) - Spoel (7) - Gleuf Leg de volle spoel in de bovenkant van het spoelhuis (3). Let op de draairichting van de spoel.
Bediening Draadspanning De bovendraadspanning is samen met de onderdraadspanning van invloed op de draadverstrengeling. Een te sterke draadspan- ning kan bij het naaien van dun materiaal ongewenste plooien en draadbreuk tot gevolg hebben. Juiste instelling Bij eenzelfde spanning van de boven- en onderdraad zal de draadverstrengeling zich in het midden van het materiaal bevinden.
Bediening 4.6.1 Bovendraadspanning instellen Afb. 9: Bovendraadspanning instellen ① ③ ② ⑤ ④ (1) - Voorspanelement (4) - Stelwieltje (2) - Hoofdspanning (5) - Bout (3) - Hulpspanning Voorspanelement Bij geopende hoofdspanning (2) en hulpspanning (3) is een kleine restspanning van de bovendraad noodzakelijk. De restspanning wordt door het voorspanelement (1) gegenereerd.
Pagina 31
Bediening Hoofdspanelement De waarde van het hoofdspanelement 2 moet zo laag mogelijk zijn ingesteld. De verstrengeling van de draden moet in het midden van het materiaal liggen. Een te sterke draadspanning kan bij het naaien van dun materiaal tot ongewenste plooien en draadbreuk leiden. Zo stelt u de waarde van het hoofdspanelement in: Stel de hoofdspanning (2) zo in, dat een gelijkmatig steek- beeld wordt bereikt.
Bediening 4.6.2 Werking van het hoofdspanelement en het hulpspanelement afhankelijk van de naaivoetstand (optioneel) Deze optie is van toepassing op de model 669-180312. Met de toets van de toetsenset op de machine kan de hul- pspanning op elk gewenst moment worden in- en uitgeschakeld. De parameter F-299 moet hiervoor op 1 worden ingesteld.
Bediening 4.6.3 Functie van het hulpspanelement afhankelijk van de hoogteverstelling en de Speedomat (optioneel) Deze optie is van toepassing op de model 669-180312. Met de toets van de toetsenset op de machine kan de hul- pspanning op elk gewenst moment worden in- en uitgeschakeld. De parameter F-255 moet hiervoor op 7 worden ingesteld.
Bediening Basisinstelling in de regelkast voor de automatische reductie van het aantal steken (Speedomat) door het stelwieltje voor de hoogte van de alternerende transportstand Parameter 188 Fase 01-21 totale Speedomat-bereik Fase 01-10 maximaal toegestaan stekenaantal, parameter F-111 = 3000 min Fase 11-18 lineaire trapsgewijze verlaging van het maximale ste- kenaantal (Speedomat)
Bediening 4.6.5 Hulpspanning in- en uitschakelen (optioneel) Deze optie is van toepassing op de modellen 669-180010 en 669-180112. Afb. 10: Hulpspanning in- en uitschakelen ① ② (1) - Hendel (2) - Greep Hoe schakelt u de hulpspanner aan en uit: inschakelen Schuif greep (2) van hendel (1) naar links.
Bediening 4.6.6 Onderdraadspanning instellen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spitse delen! Risico van steekwonden. Voordat u de onderdraadspanning instelt, dient de machine uitgeschakeld te zijn. Afb. 11: Onderdraadspanning instellen ① ③ ② (1) - Remveer (3) - Spanningsveer (2) - Schroef Remveer Remveer (1) voorkomt bij stoppen van de machine en bij afsnijden...
Bediening Draadregelaar instellen Afb. 12: Draadregelar instellen ③ ② ① (1) - Draadregelar (3) - Draadaanhaalveer (2) - Schroef Met de draadregelaar (1) wordt de voor het vormen van de steken benodigde bovendraadhoeveelheid geregeld. Alleen een nauwkeurig ingestelde draadregelaar garandeert een optimaal naairesultaat.
Bediening Informatie Als de grootste hoeveelheid draad benodigd is, dient de draadaanhaalveer (3) ca. 0,5 mm vanuit diens laagste positie omhoog gesteld te worden. Dat is van toepassing als de bovendraadlus groter is dan de maximale doorsnede van de grijper. Naaivoetjes 4.8.1 Verhogen van de naaivoetstand...
Bediening Mechanisch oplichten van de naaivoet (kniehendel) Voor het mechanisch optillen van de naaivoeten: Druk kniehendel (1) naar rechts om het materiaal te verschui- ven (bijvoorbeeld voor het maken van correcties). De naaivoeten blijven in de hoge of lage stand staan, zolang kniehendel (1) wordt ingedrukt.
Bediening Duw hendel (1) omhoog. De vergrendeling is opgeheven. Zet de naaivoet pneumatisch of met de kniehendel omhoog. Hendel (1) draait dan terug naar zijn uitgangspositie. 4.8.3 Naaivoetdruk instellen AANWIJZING Risico op materiële schade! Als de druk van de naaivoet te hoog is, kan het materiaal scheuren.
Bediening Zo stelt u de naaivoetdruk in: Verdraai de draaiknop (1). • Druk verhogen: draaiknop (1) naar rechts draaien • Druk verlagen: draaiknop (1) naar links draaien 4.8.4 Naaivoetstand instellen AANWIJZING Risico op materiële schade! Bij de rechter stelwieltje kan geen lagere persvoethefbeweging worden ingesteld dan bij het linker stelwieltje.
Pagina 42
Bediening Zo stelt u de hoogte van de naaivoet in: Stelwieltje (1) draaien. • Naaivoetstand verhogen: stelwieltje (1) naar rechts draaien • Naaivoetstand verlagen: stelwieltje (1) naar links draaien Automatische beperking aantal steken Machines zonder draadafsnijder Bij deze machines wordt het toerental niet gecontroleerd. Machines met draadafsnijder Naaivoetstand en aantal steken zijn van elkaar afhankelijk.
Pagina 43
Bediening De afzonderlijke bedrijfsmodi worden door instellen van de para- meter F-138 en F-184 op het bedieningspaneel bepaald (zie bijgevoegde handleiding van de motorfabrikant). Bedrijfsmodus Bediening/verklaringg Via toetsen De maximale naaivoetstand blijft ingeschakeld zolang F-138 = 0 knieschakelaar wordt ingedrukt. F-184 = 0 Inklikkend De maximale naaivoetstand wordt door indrukken...
Bediening Maximale stekenaantallen Max. aantal steken Stelwielpositie Naaivoetstand steeklengtebereik [mm] [min 0 - 6 1 - 3 3000 2500 2100 6 - 9 1800 6 - 9 1 - 4 2500 2100 6 - 9 1800 Belangrijk Om zo veilig mogelijk te kunnen werken en een lange levensduur te kunnen bereiken, moeten de in de tabel opgegeven maximale stekenaantallen niet overschreden worden.
Pagina 45
Bediening Afb. 18: Steeklengte instellen ④ ③ ② ① (1) - Stelwieltje (3) - Steekinstelling (2) - Stelwieltje (4) - Toet De Machine is afhankelijk van het model uitgevoerd met twee stelwieltjes. Zo kunnen twee verschillende steeklengtes worden genaaid, die via de toets 4 worden geactiveerd ( P. 44). Met de beide stelwieltjes (1) en (2) op de machinearm worden de steeklengtes ingesteld.
Bediening Informatie Om de steeklengte gemakkelijker te kunnen verstellen, moet met toets (2) steeds de steeklengte worden geactiveerd die niet hoeft te worden versteld. 4.10 Toetsenpaneel op de arm van de machine Afb. 19: Toetsenpaneel op de arm van de machin ⑧...
Pagina 47
Bediening Toets Functie ① Hulpdraadspanning Toetsverlichting brandt: hulpdraadspanning ingeschakeld Toetsverlichting brandt niet: hulpdraadspanning uitgeschakeld ② 2. Steeklengte Toetsverlichting brandt: grote steeklengte (bovenste stelwieltje) actief Toetsverlichting brandt niet: kleine steeklengte (onderste stelwieltje) actief ③ Aanhechting of afhechting oproepen of onderdruk- Als aan- en afhechting over het algemeen zijn inge- schakeld, dan wordt door toetsdrukken de volgende aan- of afhechting uitgeschakeld.
Bediening Druk de schroef onder toets (5) in en draai hem 90 ° naar rechts (sleuf staat verticaal). De functie kan alleen via beide toetsen (5) en (7) worden opgevraagd. 4.11 Bovenste deel naar beneden klappen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Risico op beklemd raken.
Pagina 49
Bediening Afb. 20: Bovenste deel naar beneden klappen ① ③ ② (1) - Hendel (3) - Bovenste deel (2) - Strip Bovenste deel naar achter klappen: Druk hendel (1) naar boven. De vergrendeling gaat open. Kantel bovenste deel (3) voorzichtig naar achter. ...
Bediening 4.12 Werktafelblad inklappen (optioneel) Deze optie is van toepassing op de onderstel MG 56-2. WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Risico op beklemd raken. Houd het werktafelblad tijdens het uittrekken met beide handen vast. Afb. 21: Werktafelblad inklappen (1) ①...
Pagina 51
Bediening Afb. 22: Werktafelblad inklappen (2) ④ ③ (3) - Bout (4) - Diagonale beugel Haak de diagonale beugel 4 aan bout 3. Klap het werktafelblad (2) naar onderen. Omhoogklappen van het werktafelblad gebeurt in omgeke- erde volgorde. Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Bediening 4.13 Naaien 4.13.1 Naaien met machines met koppelingaandrijving Afb. 23: Naaien met machines met koppelingaandrijving FIR (0) - Stilstand (1) - Voorwaarts naaien met minimale snelheid (2) - Voorwaarts naaien met hoge snelheid (3) - Helemaal voorwaarts naaien met maximale snelheid De uitgebreide beschrijving van de besturing vindt u in de bijge- voegde actuele gebruiksaanwijzing van de motorfabrikant.
Bediening 4.13.2 Naaien met machines met positioneeraandrijving Efka DC1550/DA321G De besturing DA321G bevat alle noodzakelijke bedieningsele- menten voor het omschakelen van functies en het instellen van parameters. De machine kan werken zonder bedieningspaneel, maar de naad- programmering kan niet worden uitgevoerd. De bedieningspanelen V810 en V820 kunnen extra worden aan- gesloten op de besturing en zijn als optionele uitrusting leverbaar.
Pagina 54
Bediening Stand van het Pedaalbeweging Betekenis pedaal Verder naar voren Naaien met minimale snelheid Verder naar voren Naaien - 2e snelheidsstap Helemaal naar Naaien met maximale snelheid voren Informatie In de ruststand van de pedaal kunnen de volgende functies voor- geprogrammeerd zijn.: •...
Pagina 55
Bediening Naaien Naaiproces Bediening Voordat wordt begonnen met naaien Uitgangspositie • Pedaal in ruststand. Naaimachine staat stil. Naald boven. Naaivoet onder. Naaiwerk aan begin • Pedaal tot halverwege intrappen. van de naad Breng de naaivoetjes omhoog. plaatsen • Naaiwerk tegen de naald aan schuiven. Naaien •...
Pagina 56
Bediening Naaiproces Bediening Draadspanning tij- • Druk op toets (1). dens het naaien ver- hogen Bij het einde van de naad Naaiwerk verwijde- • Trap het pedaal helemaal in en houd het inge- drukt. De afhechting wordt genaaid (indien geacti- veerd).
Onderhoud Onderhoud WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van spitse delen! Risico op snijden of prikken aan de naald. Bij alle onderhoudswerkzaamheden dient de machine te allen tijde eerst uitgeschakeld of op de modus Inrijgen ingesteld te worden. WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Risico op beklemd raken.
Onderhoud Reinigen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van rondvliegende deeltjes! Rondvliegende deeltjes kunnen in de ogen komen en letsel veroorzaken. Veiligheidsbril dragen. Persluchtpistool zo vasthouden dat de deeltjes niet in de richting van personen worden geblazen. Let op dat geen deeltjes in het oliereservoir terechtkomen.
Pagina 59
Onderhoud Afb. 26: Reinigen ② ① ③ (1) - Grijper (3) - Motorenventilatorfilter (2) - Onderzijde van de keelplaat Gebieden die speciale reiniging vereisen: • Onderzijde van de keelplaat (2) • Oppervlakte rond de grijper (1) • spoelhuis • draadafsnijder •...
Onderhoud Smeren VOORZICHTIG Risico op verwondingen als gevolg van het in contact komen met olie! Bij contact met de huid kan olie tot huidirritatie leiden. Voorkom contact van de huid met olie. Als olie op de huid is gekomen, dient het betreffende huidgedeelte grondig gewassen te worden.
Onderhoud Voor het bijvullen van het oliereservoir uitsluitend smeerolie DA 10 of een gelijkwaardige olie met de volgende specificaties gebruiken: • Viscositeit bij 40 °C: 10 mm • Vlampunt: 150 °C De smeerolie kunt u bij onze verkooppunten bestellen onder vermelding van de volgende artikelnummers.
Onderhoud Pneumatisch systeem onderhouden 5.3.1 Werkdruk instellen AANWIJZING Materiële schade als gevolg van onjuiste instelling! Het gebruik van onjuiste werkdruk kan tot schade aan de machine leiden. Controleer of de machine uitsluitend met een juist ingestelde werkdruk wordt gebruikt. Juiste instelling De toegestane werkdruk wordt genoemd in het hoofdstuk Technische gegevens (...
Onderhoud Aan de drukmeter draaien tot de manometer (2) de juiste instelling aangeeft: • Druk verhogen = naar rechts draaien • Druk verlagen = naar links draaien Drukmeter (1) nogmaals indrukken. 5.3.2 Condenswater aftappen AANWIJZING Materiële schade als gevolg van te veel water! Te veel water kan tot schade aan de machine leiden.
Onderhoud Plaats een opvangreservoir onder de aftapschroef (3). De aftapschroef (3) er helemaal uit draaien. Het water in het opvangreservoir laten lopen. Aftapschroef (3) vastdraaien. De machine op de persluchtvoeding aansluiten. 5.3.3 Filterinzetstuk reinigen AANWIJZING Lakschade als gevolg van het gebruik van oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen! Oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen beschadigen het filter.
Onderhoud Het filterinzetstuk (1) uitblazen met het persluchtpistool. Het omhulsel van het filter met wasbenzine uitwassen. Filterinzetstuk (1) vastschroeven. Waterafscheider (2) vastschroeven. Aftapschroef (3) vastdraaien. 10. De machine op de persluchtvoeding aansluiten. V-riemspanning controleren Afb. 31: V-riemspanning controleren ① (1) - Keilriemen Juiste instelling De V-riem (1) moet door het uitoefenen van vingerdruk in het midden ca.
Onderhoud Onderdelenlijst Een onderdelenlijst kan alleen bij Dürkopp Adler worden besteld. Voor meer informatie kunt u ook onze website bezoeken via: www.duerkopp-adler.com Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Opstelling Opstelling WAARSCHUWING Risico op verwondingen door snijdende delen! Risico op snijden bij het uitpakken en opstellen. Uitsluitend gekwalificeerd en gespecialiseerd personeel mag de machine opstellen. Veiligheidshandschoenen dragen. WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Risico op beklemd raken bij het uitpakken en opstellen.
Opstelling Onderstel monteren Er zijn 2 onderstellen met verschillende werktafelbladen verkrijgbaar: • MG 55-3: uit één stuk, met en zonder uitsparing • MG 56-3: deelbaar, inklapbaar 6.3.1 Onderstel MG 55-3 monteren Afb. 32: Onderstel MG 55-3 monteren ④ ③ ① ②...
Opstelling Werktafelblad Controleren of het werktafelblad voldoende draagvermogen en stabiliteit heeft. 6.4.1 Werktafelblad voor onderstel MG 55-3 met koppelingsmotor FIR opstellen Afb. 34: Werktafelblad opstellen (1) ⑤ ⑥ ⑦ (3,5x17) x2 (4x20) x2 ② ④ ③ ① (5x25) x2 (4x20) x2 (3,5x17) x2 (1) - Kabelgoot (5) - Lade...
Pagina 71
Opstelling Afb. 35: Werktafelblad opstellen (2) ④ ⑧ ⑦ (4) - Werktafelblad (8) - Riemschijf (7) - Koppelingsmotor Monteer de koppelingsmotor (7). Draai hiervoor de 3 zeskantschroeven met onderlegringen in de moeren van het werktafelblad (4). De riemschijf (8) moet bij het opgestelde werktafelblad naar rechts wijzen.
Opstelling 6.4.3 Werktafelblad voor onderstel MG 56-3 met koppelingsmotor FIR opstellen Afb. 37: Werktafelblad opstellen (1) ⑦ ① ② ③ (5x25) x2 (4x20) x2 (3,5x17) x2 ⑧ ⑦ ⑥ ⑤ ④ (5x25) x2 (4x20) x2 (5x25) x2 (3,5x17) x6 (1) - Trafo voor naailampje (5) - Hoofdschakelaar (2) - Koppelingsmotor (6) - Voedingsgedeelte...
Pagina 74
Opstelling Afb. 38: Werktafelblad opstellen (2) ⑨ ② (2) - Koppelingsmotor (9) - Riemschijf Monteer de koppelingsmotor (2). Draai hiervoor de 3 zeskantschroeven met onderlegringen in de moeren van het werktafelblad (8). De riemschijf (9) moet bij het opgestelde werktafelblad naar links wijzen.
Opstelling 6.4.5 Werktafelblad op onderstel MG 55-3 bevestigen Afb. 40: Werktafelblad op het onderstel bevestigen ① ② ④ ③ (1) - Garenhouder (3) - Stang (2) - Werktafelblad (4) - Onderstel Zo bevestigt u het werktafelblad op het onderstel: Leg het werktafelblad (2) omgekeerd op de vloer. Schroef het onderstel (4) met houtschroeven op het werktafelblad (2).
Opstelling 6.4.6 Werktafelblad op onderstel MG 56-3 bevestigen Afb. 41: Werktafelblad op het onderstel bevestigen ① ⑧ ② ⑦ ③ ⑥ ④ ⑤ (1) - Garenhouder (5) - Onderstel (2) - Werktafelblad (6) - Stang (3) - Stang (7) - Scharnier (4) - Overdrachtshendel (8) - Werktafelblad Zo bevestigt u het werktafelblad op het onderstel:...
Opstelling Monteer de kloshouder en de afwikkelarm en zet deze in de juiste positie. De afwikkelarm moet boven de kloshouder staan. 6.4.7 Monteer de steunen bij het werktafelblad met uitsparing (onderstel MG 55-3) Om de stabiliteit aan de rechterkant van het werktafelblad (1) te verhogen, wordt deze met een schoor (2) ondersteund.
Opstelling Werkhoogte instellen WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Bij het losdraaien van de schroeven van de uitschuifbare poten van het onderstel kan het werktafelblad door het eigen gewicht omlaag schuiven. Risico op beklemd raken. Bij het losdraaien van de schroeven goed opletten dat de handen niet beklemd raken.
Opstelling Afb. 43: Werkhoogte instellen ① (1) - Schroeven Zo stelt u de werkhoogte in: Draai de schroeven (1) los. Stel het werktafelblad op de gewenste hoogte in. Belangrijk Let erop dat het werktafelblad aan beide zijden even hoog is. Om kantelen te voorkomen, dient het werktafelblad aan beide kanten gelijkmatig in- of uitgeschoven te worden.
Opstelling Bovenste deel van de machine plaatsen Afb. 44: Bovenste deel van de machine plaatsen ② ② ① (1) - Schroeven (2) - Ringen Zo plaatst u het bovenste deel van de machine: Plaats het bovenste deel van de machine op het werktafelblad.
Opstelling Bedieningspaneel monteren Afb. 45: Bedieningspaneel monteren ③ ② ① ④ (1) - Bedieningspaneel (3) - Ventilatiekap (2) - Draadgeleider (4) - Bedieningspaneelkabel Zo monteert u het bedieningspaneel: Schroef het bedieningspaneel (1) en de draadgeleider (2) aan elkaar. Verwijder de ventilatiekap (3). Leg de bedieningspaneelkabel (4) in de machinearm en voer deze door de uitsparing in het werktafelblad naar beneden.
Opstelling Naailampje monteren Afb. 46: Naailampje monteren (1) ① ⑤ ② ② ④ ③ (1) - Naailampje (4) - Schroeven (2) - Armdeksel (5) - Houder (3) - Gaten Zo monteert u het naailampje: Verwijder het armdeksel (2). Boor de gaten (3) uit met een boor (Ø 4,5 mm). Schroef de houder (5) met schroeven (4) vast.
Opstelling Plak het label met de veiligheidsaanwijzingen op de voorkant bij de hoofdschakelaar (7). Plaats het naailampje (1) in de houder (5). Verwijder de ventilatiekap (6). Leg de kabel van het naailampje (1) in de uitsparing van de machinearm. Voer deze kabel door de uitsparing in het werktafelblad naar beneden.
Opstelling Zo monteert u de sensor gewenste waarde aan het onderstel: Schroef de hoeksteun (3) onder aan het werktafelblad (4). Schroef de sensor gewenste waarde (1) aan de hoeksteun (3). Hang de stang (2) in de sensor gewenste waarde en in het pedaal.
Opstelling Hang de stang (2) in de sensor gewenste waarde (3) en in het pedaal. Zo stelt u het pedaal in: Draai de schroeven van de stang (2). Stel de hoogte van de pedaalstang zo in, dat het vrijgekomen pedaal een helling van ongeveer 10° heeft. Draai de schroeven aan de stang (2).
Pagina 87
Opstelling Afb. 51: Riem leggen en spannen (2) ⑤ ④ ③ ⑦ ⑥ (3) - Schroef (6) - V-riem (4) - Riemafdekking (7) - Riemschijf (5) - Riemafloopbescherming Bevestig de riemschijf (7) aan het golvende deel van de naaiaandrijving. Leg de V-riem (6) om de riemschijf (7). Voer de V-riem (6) door de uitsparing in het werktafelblad naar beneden.
Opstelling 6.11 Kniehendel monteren Met de kniehendel gaan de naaivoetjes mechanisch omhoog. Afb. 52: Kniehendel monteren (1) ① ② ③ (1) - Kniehendel (3) - Schroef (2) - Neus Zo monteert u de kniehendel: Plaats vanaf de onderkant de kniehendel (3) zo, dat de neus (2) naar voren wijst.
Pagina 89
Opstelling Afb. 54: Kniehendel instellen (3) ⑥ ⑦ (6) - Schroef (7) - Kniekussen Zo stelt u het kniekussen in: Draai de schroef (6) los. Stel het kniekussen (7) in. Draai de schroef (6) vast. Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Opstelling 6.12 Directe aandrijving monteren WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van bewegende delen! Risico op beklemd raken. Schakel de machine uit voordat u de directe aandrijving monteert. 6.12.1 Motor monteren en V-riem plaatsen Afb. 55: Motor monteren en V-riem plaatsen ①...
Opstelling 6.12.2 Hall-sensor aansluiten Afb. 56: Hall-sensor aansluiten (1) ① ② (1) - Armdeksel (2) - Ventilatiekap Zo sluit u de Hall-sensor aan: Verwijder het armdeksel (1). Verwijder de ventilatiekap (2). Afb. 57: Sluit de Hall-sensor (2) aan ⑥ ⑤ ④ ③...
Pagina 92
Opstelling Schroef de Hall-sensor (6) met schroeven (5) vast aan de houder (4). Schroef de houder (4) met Hall-sensor (6) met schroeven (8) vast aan de machinearm. Voer daarbij de kabel (3) door de klem (7). Leg de kabel (3) in de machinearm en dan tot in de regelkast onder het werktafelblad.
Opstelling 6.13 Elektrische aansluiting GEVAAR Levensgevaar als gevolg van spanningvoerende delen! Als gevolg van onbeschermd contact met stroom kunnen zeer ernstige gevolgen voor lijf en leden ontstaan. Uitsluitend gekwalificeerd en gespecialiseerd personeel mag werkzaamheden aan de elektrische voorzieningen uitvoeren. Belangrijk De op het typeplaatje van de motor benoemde spanning dient overeen te komen met de netspanning.
Pagina 94
Opstelling Potentiaalvereffening aan het bovenste deel van de machine realiseren Informatie Bij machines met een aan het bovenste deel van de machine aangebouwde naaiaandrijving hoeft geen potentiaalvereffening te worden gerealiseerd. De potentiaalvereffening is gerealiseerd via de aangeschroefde motor. Afb. 59: Potentiaalvereffening aan het bovenste deel van de machine realiseren ②...
Pagina 95
Opstelling Belangrijk Let erop dat de aardeleiding de V-riem NIET raakt. Potentiaalvereffening aan de knieschakelaar realiseren Afb. 60: Potentiaalvereffening aan de knieschakelaar realiseren ③ ② ① (1) - Aardeleiding (3) - Schroef (2) - Schroef Zo realiseert u de potentiaalvereffening aan de knieschakelaar: Schroef de aardeleiding (1) met een grote lus met de schroef (2) vast aan de knieschakelaar.
Opstelling 6.13.2 Koppelingsmotor FIR aansluiten Belangrijk De aansluiting van de machine op het stroomnet moet plaatsvin- den via een apparaatstekker. Informatie Koppelingsmotoren worden aangesloten aan draaistroom 3 x 380 - 415 V 50/60 Hz of 3 x 220 - 240 V 50/60 Hz. Zo sluit u de koppelingsmotor FIR aan op het stroomnet: Leg de aansluitleiding van de hoofdschakelaar door de kabelgoot naar de naaiaandrijving en sluit deze aan.
Pagina 97
Opstelling Zo controleert u de draairichting van de koppelingsmotor: Sluit de koppelingsmotor aan. Realiseer potentiaalvereffening ( P. 92). Sluit de naaiaandrijving aan. Schakel de machine in. Bedien het pedaal of de koppelingshendel van de motor, tot de riemschijf draait. Het handwiel moet in de richting van de pijl draaien. Draairichting van de koppelingsmotor wijzigen Als de naaiaandrijving de verkeerde draairichting heeft, moeten aan de netaansluitklemmen van de naaiaandrijving 2 fasen...
Opstelling 6.13.4 Transformator van het naailampje aansluiten Bij een aansluiting van de transformator van het naailampje op een driefasig netwerk 3 x 380 V - 415 V moet een nuldraad aanwezig zijn. Afb. 62: Transformator van het naailampje aansluiten ① ②...
Opstelling 6.13.5 Positioneeraandrijving voor gelijkstroom aansluiten Belangrijk De aansluiting van de machine op het stroomnet moet plaatsvin- den via een apparaatstekker. Informatie De positioneeraandrijving voor gelijkstroom wordt uitgevoerd met 1-fasige wisselstroom van 190 - 240 V 50/60 Hz. De aansluiting moet plaatsvinden volgens de Aansluittekening 9800 120009 A resp.
Pagina 100
Opstelling Besturing DA321G aansluiten Afb. 63: Besturing DA321G aansluiten ③ ④ ② ① KN19 (1) - Kabel motorsensor (3) - Kabel knieschakelaar (2) - Kabel motor (4) - Klemmen Zo sluit u de besturing DA321G aan: Steek de kabel van de sensor gewenste waarde (pedaal) in bus B80 van de besturing.
Opstelling 6.13.6 Draairichting van de positioneeraandrijving voor gelijkstroom Draairichting van de positioneeraandrijving voor gelijkstroom controleren AANWIJZING Risico op materiële schade! Beschadiging van de machine mogelijk door verkeerde draairichting van de naaiaandrijving. Controleer de draairichting van de naaiaandrijving voordat de machine in gebruik wordt genomen. Informatie De pijl op de riemafdekking geeft de juiste draairichting van de machine aan.
Pagina 102
Opstelling Controleer de draairichting. Indien de draairichting van de naaiaandrijving niet juist is, moet parameter 161 in het technisch niveau op 1 worden ingesteld (zie handleiding van de aandrijvingfabrikant). Schakel de machine uit. Steek de 37-polige stekker van de naaiaandrijving in het contact.
Opstelling 6.13.7 Machinespecifieke parameters De functies van de besturing en de naaiaandrijving worden bepaald door het programma en de instelling van de parameters. Autoselect De besturing herkent door meting van de autoselect-weerstand, die zich in de speciale naaimachine bevindt, welk type machine is aangesloten.
Opstelling 6.13.8 Naailampje aansluiten Afb. 64: Naailampje aansluiten ②⑥ ⑤ ① ⑥ ⑤ ④ ③ (1) - Kabelgoot (4) - Klemopening (2) - Doorvoerrubber (5) - Klem (3) - Klemopening (6) - Klem Zo sluit u het naailampje aan: Draai de schroeven aan de frontplaat van de besturing los. Verwijder de frontplaat van de besturing.
Opstelling 6.14 Pneumatische aansluiting AANWIJZING Materiële schade als gevolg van oliehoudende perslucht! Met de perslucht meegevoerde oliedeeltjes kunnen functionele storingen van de machine veroorzaken, evenals verontreinigingen van het materiaal. Controleer of geen oliedeeltjes in de persluchttoevoer kunnen komen. AANWIJZING Materiële schade als gevolg van onjuiste instelling! Een onjuiste systeemdruk kan tot schade aan de machine leiden.
Opstelling 6.14.1 Onderhoudseenheid voor de perslucht monteren Afb. 65: Onderhoudseenheid voor de perslucht monteren Zo kunt u de onderhoudseenheid voor de perslucht monteren: Sluit de aansluitslang met een slangklem R 1/4" aan op de persluchtvoeding. 6.14.2 Werkdruk instellen AANWIJZING Materiële schade als gevolg van onjuiste instelling! Het gebruik van onjuiste werkdruk kan tot schade aan de machine leiden.
Opstelling Afb. 66: Werkdruk instellen ① ② (1) - Drukmeter (2) - Manometer Zo kunt u de werkdruk instellen: Trek de drukmeter (1) omhoog. Draai aan de drukmeter tot de manometer (2) de juiste instelling aangeeft: • Druk verhogen = naar rechts draaien •...
Pagina 108
Opstelling Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Buitenbedrijfstelling Buitenbedrijfstelling WAARSCHUWING Risico op verwondingen als gevolg van ontbrekende zorgvuldigheid! Risico op ernstige verwondingen. De machine ALLEEN reinigen als deze uitgeschakeld is. De aansluitingen ALLEEN laten ontkoppelen door daarvoor geschoold personeel. VOORZICHTIG Risico op verwondingen als gevolg van het in contact komen met olie! Bij contact met de huid kan olie tot huidirritatie leiden.
Pagina 110
Buitenbedrijfstelling Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Verwijdering Verwijdering LET OP Gevaar voor milieuschade bij onjuiste verwijdering! Bij een ondeskundige verwijdering van de machine kan ernstige milieuschade ontstaan. ALTIJD de nationale voorschriften in het kader van verwijdering opvolgen. De machine mag niet met het normale huishoudelijk afval worden verwijderd.
Pagina 112
Verwijdering Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...
Hulp bij storingen Fout tijdens het naaien Fout Mogelijke oorzaak Oplossing Draad uit De bovendraadspanning Bovendraadspanning naald bij de is te strak controleren start van het naaien Draadbreuk Bovendraad en Gehele traject van het onderdraad niet goed inrijgen controleren ingeregen Naald is verbogen of heeft Naald vervangen een scherpe kant...
Pagina 115
Hulp bij storingen Fout Mogelijke oorzaak Oplossing Onjuiste Bovendraad en Gehele traject van het steken onderdraad niet goed inrijgen controleren ingeregen Naald is stomp of Naald vervangen verbogen De naald is niet correct in Naald correct in de de naaldstang ingezet naaldstang inzetten Gebruikte naalddikte is Aanbevolen naalddikte...
Pagina 116
Hulp bij storingen Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019...