Oliepeilcontrole bij de maaibalk
• De oliehoeveelheid moet, onder normale omstandigheden,
jaarlijks bijgevuld worden.
Let op
R e i n i g i n g s -
onderhoudswerkzaamheden alleen
uitvoeren bij stilstaande machine en
neergelaten maai-units.
• Oliepeilcontrole uitvoeren als de olie op
bedrijfstemperatuur is.
• De olie is in koude toestand niet
voldoende vloeibaar. Er blijft te veel
olie aan de tandwielen kleven, het
meetresultaat zou dan verkeerd zijn.
.
1. Maaibalk aan één kant (ter grootte van X3)
heffen en steunen.
X3 = X2 + X1
X1 = afstand van de bodem tot de bovenzijde van de
kuip rechts
X2 = afstand van de bovenzijde van de kuip links tot de
bovenkant van de kuip rechts
X3
X2
NOVACAT 261: X2 = 175 mm
NOVACAT 301: X2 = 300 mm
NOVACAT 351: X2 = 300 mm
• De kant waar zich de olievulschroef bevindt, blijft op
de bodem.
• De maaibalk aan de andere kant (X1) heffen en met
passende hulpmiddelen ondersteunen.
2. Maaibalk in deze positie ca. 15 minuten laten
staan.
• Deze tijd is nodig, zodat alle olie onder in de maaibalk
zakt.
1601-D ONDERHOUD_3751
ONDERHOUD EN REPARATIE
3. Olievulplug (63) uitnemen.
Oliepeil via de opening (63) meten.
e n
4. Oliepeil controleren
Belangrijk bij het meten van het oliepeil:
De lengte van de maaibalk wordt
opgevijzeld.
De breedte van de maaibalk moet zich
precies in horizontale positie bevinden.
(zie afbeelding).
4.1 Oliepeilcontrole voor NOVACAT 261 en
NOVACAT 351
Het oliepeil is correct als de transmissieolie
X1
tot aan de onderkant van de vulschroef (63)
komt.
OIL LEVEL
4.2. Oliepeilcontrole voor NOVACAT 301
Het oliepeil is correct als x= 16 mm.
X is de oliediepte aan de onderrand van de olievulschroef
(63)
169-16-06
- 31 -
X1
TD17/99/10
OIL LEVEL
NL